nummer: 14/152/TA
betreft: [klager] datum: 4 juli 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van FPC de Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 15 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerkster, gehoord. Klager en zijn raadsman, mr. T.P. Klaasen,
hebben schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft het niet tijdig betalen door de inrichting van een rekening voor verzendkosten van Neckermann.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagrechter heeft de financiële regeling voor patiënten onjuist geïnterpreteerd. De termijn van twee dagen voor het verwerken van een transactie geldt vanaf het moment dat de afdeling financiën een getekende acceptgiro heeft ontvangen. De
acceptgiro moet een handtekening van de patiënt en een handtekening van het afdelingshoofd bevatten. De betreffende acceptgiro is op 28 mei 2013 door de afdeling financiën ontvangen. Nog diezelfde dag is de opdracht verwerkt. Volgens de
maandcommissaris
en de beklagcommissie zou klager de acceptgiro op 9 mei 2013 hebben afgegeven. Dat moment is door de inrichting niet te achterhalen. Overigens is op 14 mei 2013 ook een bedrag van € 6,48 aan Neckermann overgemaakt. Mogelijk dat dit het gevolg is van de
op 9 mei 2013 afgegeven acceptgiro. De betaling van 28 mei 2013 zou een later verzoek kunnen zijn geweest. Klager ontvangt veelvuldig pakketten van Neckermann. Voorts heeft de beklagrechter niet voldaan aan de fundamentele eisen van een procedure op
tegenspraak, door het hoofd van de inrichting niet in de gelegenheid te stellen mondeling op de klacht te reageren. De beklagrechter is enkel uitgegaan van de stellingen van klager, die niet door hemzelf of zijn advocaat zijn toegelicht. Klager heeft
geen belang bij het beklag omdat aan zijn verzoek tot het overmaken van een geldbedrag is voldaan.
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het geeft te denken dat de inrichting zelf niet kan beantwoorden welke betaling waarvoor is verricht. Het is in beginsel niet acceptabel dat klager
uitleg moet geven bij de door de inrichting wel of niet verrichte betalingen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager klaagt over de wijze waarop het hoofd van de inrichting een zorgplicht, namelijk het namens klager tijdig verrichten van betalingen, betracht, hetgeen op grond van artikel 56, vierde lid, van de Bvt niet
voor beklag vatbaar is. Bovendien dient te worden aangenomen dat de betreffende betaling is verricht, nu klager dat niet bestreden heeft. Gesteld noch gebleken is dat vanwege de niet tijdige betaling – zo daar al sprake van is – klager enige schade
heeft geleden. Klager heeft daarom geen belang bij zijn beklag. De beklagrechter had klager derhalve niet-ontvankelijk in zijn beklag dienen te verklaren. Mitsdien is het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 4 juli 2014
secretaris voorzitter