Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1324/TB, 2 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1324/TB

betreft: [klager] datum: 2 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 april 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 juni 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S. Marjanovic en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek om hem over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 20 december 2010 geplaatst in FPC Oldenkotte te Rekken. Op 30 augustus 2013 heeft FPC
Oldenkotte verzocht om klager over te plaatsen. Bij beslissing van 25 november 2013 is klager overgeplaatst naar de Pompestichting te Nijmegen.
Op 24 maart 2014 heeft klager verzocht om hem over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 10 april 2014 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Abusievelijk is in klagers verzoek een geografische voorkeur genoemd in verband met de bezoekmogelijkheden van zijn netwerk. Zijn bezoek komt voornamelijk uit Den Haag en Nijmegen. Aan zijn overplaatsingsverzoek liggen enkel behandelinhoudelijke
redenen
ten grondslag. Als zijn kinderen hem toch niet kunnen bezoeken kiest hij voor zijn behandeling. Hij heeft een heel goed gesprek gehad met de behandelaars van FPC Dr. S. van Mesdag. Hij ontkent problemen te hebben gehad in FPC Oldenkotte. De raadsvrouw
is zelf ook zo nu en dan bij gesprekken in FPC Oldenkotte aanwezig geweest en de contacten met het personeel waren goed. Klager had vertrouwen in het personeel. Dit wil niet zeggen dat alles goed verliep, maar klager heeft nooit grensoverschrijdend
gedrag of agressie naar het personeel geuit wat een reden zou kunnen vormen voor overplaatsing. Het beeld dat de Pompestichting enerzijds en Oldenkotte anderzijds heeft van klager is zo verschillend dat het lijkt alsof sprake is van twee verschillende
personen. De behandeling in FPC Oldenkotte verliep goed. De overplaatsing vanuit FPC Oldenkotte is slechts ingegeven door de naderende sluiting. Uit het overplaatsingsverzoek blijkt niet dat er moeilijkheden waren. De moeilijkheden in de Pompestichting
begonnen toen bleek dat zijn bezoekers opnieuw gescreend zouden worden en dat zijn bezoek in het begin zou worden begeleid.
De manier waarop klager zich uit wordt door het personeel in de Pompestichting als agressief ervaren. Het personeel kent klagers cultuur niet. Hij krijgt geen kans. De behandeling in de Pompestichting is gestagneerd en zelfs nog niet gestart. Hij heeft
zes maanden verloren. Klager heeft verzocht om overplaatsing naar FPC Dr. S. van Mesdag om noodzakelijke stappen te maken in zijn behandeling.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Bij de overplaatsing van klager naar de Pompestichting is rekening gehouden met het bezoek van klagers netwerk. Klager kon zich toentertijd ook prima vinden in de overplaatsing naar de Pompestichting. In FPC Oldenkotte was sprake van toenemende
conflicten en agressie. Dit blijkt ook uit de wettelijke aantekeningen. Dit kwam waarschijnlijk voort uit de hinder die klager ondervond van het feit dat hij zeker tot februari 2016, na zijn v.i.-datum, niet in aanmerking zou komen voor begeleid
verlof,
terwijl andere verpleegden dit wel kregen. In FPC Oldenkotte was niet sprake van een behandelimpasse. De Pompestichting heeft aangegeven dat ook daar niet sprake is van een behandelimpasse. De negatieve verwachting ten aanzien van de behandeling in de
Pompestichting is onvoldoende onderbouwd. Gelet op klagers korte verblijf in de Pompestichting is klagers overplaatsingsverzoek terecht afgewezen.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014 heeft de Staatssecretaris de volgende criteria voor plaatsing en overplaatsing in/naar een tbs-inrichting vastgelegd:
- de tbs-gestelde wordt regionaal geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie;
- de zorg moet passen bij de zorgbehoefte uit de indicatiestelling;
- de locatie van de te bieden zorg dient bereikbaar zijn voor de tbs-gestelde en te vallen binnen diens leefomgeving en
- de uitvoering van de zorg moet tijdig plaatsvinden.

Als mogelijke contra-indicaties worden in het beleidskader omstandigheden vermeld die in klagers zaak niet aan de orde zijn.

Uitgangspunt van het nieuwe beleidskader is dat de tbs-gestelde regionaal geplaatst dient te worden tenzij sprake is van een contra-indicatie.
Namens de Staatssecretaris noch door klager is aangevoerd dat een contra-indicatie aan regioplaatsing in de weg zou staan.

In klagers verzoek om overplaatsing naar FPC Dr. S. van Mesdag is aanvankelijk vermeld dat deze inrichting het minst ver verwijderd zou zijn van klagers familieleden die hem daar op regelmatige basis zouden kunnen bezoeken. Door klager en zijn
raadsvrouw is in beroep aangegeven dat dit bezoekargument abusievelijk is vermeld en dat klagers netwerk voornamelijk in Den Haag en Nijmegen woont.
In beroep is als reden voor het overplaatsingsverzoek naar FPC Dr. S. van Mesdag aangegeven dat klagers behandeling in de Pompestichting gestagneerd is en dat het in belang van klagers behandeling is dat hij wordt overgeplaatst naar FPC Dr. S. van
Mesdag. Uit de door de Pompestichting verstrekte informatie volgt niet dat er sprake is van een impasse of een stagnatie in/van klagers behandeling.
Klagers stelling dat overplaatsing naar FPC Dr. S.van Mesdag uit behandeloogpunt beter voor hem zou zijn is niet onderbouwd en uit het behandelde ter zitting noch uit de stukken aannemelijk geworden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de afwijzing van klagers verzoek om hem over te plaatsen naar FPC Dr. S. van Mesdag, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en mede gelet op het feit dat klager nog maar kort geleden naar
de Pompestichting is overgeplaatst waarbij door de Staatssecretaris rekening is gehouden met het bezoek van klagers netwerk, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. W.A.Th. Bos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven