Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1480/GA, 11 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1480/GA

betreft: [klager] datum: 11 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. Heemskerk, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 april 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 juni 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. Heemskerk, en namens de directeur [...], juridisch medewerker bij voormelde
locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de duur van het verblijf in een meerpersoonscel.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De termijn voor verblijf in een meerpersoonscel in de inrichting is beperkt tot drie maanden. Het is niet redelijk dat na plaatsing van afdeling D naar afdeling C die termijn opnieuw begint te lopen indien een gedetineerde ook op afdeling D al in een
meerpersoonscel verbleef. Klager zou volgens de beklagcommissie indertijd een aanbod hebben gekregen om op een eenpersoonscel op de C-afdeling te worden geplaatst. Dat klopt niet. Indertijd hebben afdelingsmedewerkers met klager (mondeling) afgesproken
dat klager vrijwillig plaats zou nemen in een meerpersoonscel. Daarbij zou de termijn die hij eerder in een meerpersoonscel op de afdeling D heeft doorgebracht voor de bepaling van de termijn van verblijf in een meerpersoonscel meetellen. Klager heeft
zelf te kennen gegeven dat de wachttijd van drie maanden bijna voorbij was, Hij kreeg vervolgens toch te horen dat bij zijn plaatsing op de C-afdeling een nieuwe termijn van drie maanden was gaan lopen. Klager is het daar niet mee eens en heeft toen
een
klaagschrift ingediend. Klager heeft geprobeerd dit met het afdelingshoofd te bespreken. Klagers mentor gaf hem te kennen dat het spreekverzoek niet aan het afdelingshoofd zou worden gegeven omdat klagers verzoek toch zou worden afgewezen. Klager vindt
dit een vreemde regeling. Klager, die gepromoveerd is, zou bij degradatie naar een meerpersoonscel gaan. Als hij dan na zes weken weer zou promoveren, zou er weer een wachttijd van drie maanden ontstaan voor plaatsing in een meerpersoonscel. Klager
vindt dat onredelijk. Dat geldt temeer nu hij instemde met plaatsing op een meerpersoonscel op afdeling C omdat hem daar was verzekerd dat de eerdere tijd doorgebracht in een meerpersoonscel zou meetellen. Het beklag is gericht tegen beslissing om
klager niet over te plaatsen naar een eenpersoonscel. Klager kan daarom worden ontvangen in zijn beklag. Hij is van mening dat op de manier waarop de locatie de wachttijden hanteert, die termijnen eenvoudig kunnen worden opgerekt.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de locatie komt iedere gedetineerde op enig moment in aanmerking voor plaatsing in een meerpersoonscel. Iedere afdeling hanteert daarbij een eigen roulatieschema. Daarin worden termijnen bewaakt om te realiseren dat iedere gedetineerde geplaatst kan
worden in een eenpersoonscel. De wachtperiode geldt steeds voor de eigen afdeling. In de inrichting vinden dagelijks overplaatsingen van gedetineerden plaats tussen de D- en de C-afdeling. Plaatsing in een- en meerpersoonscellen wordt per afdeling
gemonitord. Er is geen verklaring waarom het personeel van de C-afdeling klagers eerdere verblijfstijd in een meerpersoonscel niet heeft meegerekend. In beginsel wordt een gedetineerde bij een overplaatsing naar de C-afdeling op een eenpersoonscel
geplaatst. De inrichting heeft geen capaciteitsprobleem dat aan een plaatsing van klager in een eenpersoonscel in de weg kan hebben gestaan

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Die uitspraak zal daarom worden vernietigd. Klager kan worden ontvangen in zijn beklag nu de klacht ziet op de toepassing van de huisregels omtrent plaatsing in een
meerpersoonscel ten aanzien van klager. Dat is een beslissing door of namens de directeur betreffende een gedetineerde als bedoeld in art. 60, eerste lid, van de Pbw waartegen beklag openstaat.

Klager is vanaf de D-afdeling, waar hij in een meerpersoonscel verbleef overgeplaatst naar de C-afdeling waar hij eveneens in een meerpersoonscel is geplaatst. In de inrichting geldt de regel dat gedetineerden drie maanden in een meerpersoonscel
verblijven. Niet uitdrukkelijk geregeld is of de termijn al dan niet per afzonderlijke afdeling geldt. Bij het ontbreken van een dergelijke uitdrukkelijke regeling geven de omstandigheden van het geval de doorslag.
De volgende omstandigheden worden in aanmerking genomen. Klagers overplaatsing vond plaats in verband met een regimaire wijziging en was niet te wijten aan negatief gedrag van klager. Bij hem was op zijn minst de verwachting ontstaan dat het verblijf
in
een meerpersoonscel op de afdelingen D en C in totaal niet langer dan drie maanden zou duren. Er was geen sprake van een capaciteitsprobleem op grond waarvan klager niet in een eenpersoonscel kon worden geplaatst, terwijl bovendien alle gedetineerden
die intern worden overgeplaatst naar de C-afdeling in een eenpersoonscel worden geplaatst.
Een en ander in onderling verband en samenhang beziend, komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de directeur om klager bij inkomst op de C-afdeling opnieuw met de volledige wachttijd van drie maanden voor plaatsing in een
eenpersoonscel te confronteren, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Het beklag dient daarom alsnog gegrond te worden verklaard.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan, mede gelet op de tijd die klager bij binnenkomst op de C-afdeling in een meerpersoonscel heeft moeten doorbrengen, vaststellen op €
75,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn, MSM en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 juli 2014

secretaris voorzitter

Naar boven