Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1111/GM, 7 juli 2014, beroep
Uitspraakdatum:07-07-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1111/GM

betreft: [klager] datum: 7 juli 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 25 maart 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 10 juni 2014 in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Klagers raadsvrouw, mr D.G. Nagel, is eveneens niet ter zitting verschenen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 24 februari 2014, betreft het niet verstrekt krijgen van Nutridrink compact.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn standpunt in beroep niet nader toegelicht. Wel heeft hij aangegeven dat hij een mondelinge behandeling bij de medisch adviseur had gevraagd. In zijn verzoek om bemiddeling geeft hij aan dat hij in de p.i. Leeuwarden Fresubin krijgt en
hij deze drank niet lekker vindt.

De inrichtingsarts heeft het volgende standpunt ingenomen.
Er is geen indicatie voor eiwit-/energieverrijkte voeding. Op 19 maart 2014 is dit met klager doorgenomen en zijn hem alternatieven voorgelegd. Ook is aangegeven dat er onderzocht moet worden of er wel een indicatie bestaat. Klager houdt er aan vast
dat hij de Nutridrink tot nu toe overal heeft gekregen. Navraag leerde dat de eigen huisarts destijds had aangegeven dat eerst nadere diagnostiek moest volgen, maar dat klager sindsdien daar buiten beeld is geweest vanwege zijn detentie. In eerdere
detenties is hem Nutridrink voorgeschreven; in de locatie De Kruisberg te Doetinchem (in augustus 2013) werd getwijfeld aan de indicatie. In de p.i. Almere is in september 2013 de indicatie ingetrokken. Dit laatste beleid is in de p.i. Leeuwarden
gevolgd.
In een nadere schriftelijke toelichting is daaraan nog toegevoegd dat er op basis van eerder verstrekte gegevens, de eigen bevindingen van de inrichtingsarts en de conclusie van de afhandeling door de medisch adviseur geen indicatie voor Nutridrink is.
Verder wordt het van belang geacht dat klager de inrichtingsarts de kans geeft eventuele resorptie stoornissen uit te sluiten dan wel aan te tonen teneinde klager goed te kunnen ondersteunen, gezond door zijn detentie te laten komen en hem voor de
toekomst duidelijkheid te verschaffen.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 29 van de Pm doet een gedetineerde alvorens een beroepschrift in te dienen een schriftelijk verzoek aan de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie om te bemiddelen ter zake van de klacht. De medisch adviseur
stelt de gedetineerde in de gelegenheid de klacht schriftelijk of mondeling toe te lichten. De medisch adviseur heeft er voor gekozen de zaak schriftelijk te behandelen. Niet is gesteld of gebleken dat klager in de gelegenheid gesteld had moeten worden
zijn standpunt tegenover de medisch adviseur mondeling toe te lichten.
Klager is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt ten overstaan van de beroepscommissie nader toe te lichten, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Uit de stukken is voldoende naar voren gekomen dat er geen indicatie was klager de door hem gewenste Nutridrink te verstrekken. Ook anderszins is niet gebleken dat er enige noodzaak was klager het door hem gewenste drankje te verstrekken. De
beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, dr. Ing. C.J. Ruissen en
dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 7 juli 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven