Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1759/GB, 30 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1759/GB

Betreft: [klager] datum: 30 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.J. van Rijsbergen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar gericht tegen de oproep zich op 3 juli 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard.

2. De feiten
Op 25 april 2014 is klager opgeroepen zich op 3 juli 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Westlinge voor het ondergaan van 150 dagen gevangenisstraf. Op 5 mei 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Klager is op 22 mei 2014
niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Hij heeft de oproep om zich te melden niet op 25 april 2014 (de datum van dagtekening) ontvangen, maar later.
Hij
heeft toen diezelfde dag een pro-forma bezwaarschrift ingediend. Daarnaast stelt klager dat er zich een uitzonderingssituatie voordoet. Zijn vader heeft ernstige medische problemen en is hierdoor afhankelijk van klagers zorg. Over een half jaar is
klager naar alle waarschijnlijkheid niet meer belast met de zorg over zijn vader en heeft hij alle gelegenheid om de opgelegde gevangenisstraf uit te zitten. Deze situatie is eerder aanleiding geweest tot uitstel van executie van de gevangenisstraf en
het is derhalve dan ook onbegrijpelijk dat deze thans niet gewijzigde situatie nu geen aanleiding geeft tot nader uitstel. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep, in het bijzijn van zijn raadsman, nader mondeling toe te lichten.

3.2. Op 4 oktober 2013 heeft klager schriftelijk verklaard, in het kader van de noodzaak tot tenuitvoerlegging, gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden. Een namens hem ingediend verzoek d.d. 18 oktober 2013 om uitstel in verband met
de medische situatie van zijn vader is gehonoreerd. Hij heeft thans voldoende gelegenheid gehad om hieromtrent maatregelen te treffen.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep, in het bijzijn van zijn raadsman, nader mondeling toe te lichten. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende
voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek daarom af.

4.2. Op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, jo. artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het bezwaarschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te
beklagen
te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend bezwaarschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.

4.3. De beroepscommissie stelt vast dat het door klager op 5 mei 2014 ingediende bezwaarschrift tegen de beslissing van de selectiefunctionaris van 25 april 2014 na voormelde termijn is ingediend. In beroep zijn door klager geen omstandigheden
aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar dient te worden geacht anders dan de enkele mededeling dat de oproep later dan 25 april 2014 door klager ontvangen is. De beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift
van
klager is derhalve juist. Derhalve zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat de door klager aangevoerde redenen voor uitstel van zijn meldplicht niet opwegen tegen het belang de vrijheidsstraf ten uitvoer te leggen. Gelet op het eerder verleende uitstel is de beroepscommissie van
oordeel dat klager voldoende gelegenheid heeft gehad om maatregelen te treffen omtrent de medische situatie van zijn vader.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 30 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven