Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0855/GA, 27 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/855/GA

betreft: [klager] datum: 27 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 februari 2014 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemd detentiecentrum in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de celinspecties en fouilleringen van klager op 12 en 19 januari 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De uitspraak van de beklagcommissie is ondeugdelijk gemotiveerd, omdat hierin niet is opgenomen wat er namens de directeur ter zitting is verklaard.
Klager
is, anders dan in de uitspraak staat, wel aanwezig geweest bij de beklagzitting, maar was twintig minuten later wegens vertraging van de trein. Hij is niet in de gelegenheid gesteld zijn beklag mondeling toe te lichten, terwijl de beklagcommissie en de
directeur wel aanwezig waren. Klager heeft geen eerlijk proces gehad zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. Gelet op het procesverloop en de processtukken zijn de in de uitspraak vermelde overwegingen onvolledig en tegenstrijdig. In de uitspraak is niet
vermeld dat klager door een interne overplaatsing een recreatiemoment heeft gemist. De schriftelijke reacties van de directeur zijn tegenstrijdig. Het Hoofd Veiligheid heeft toestemming gegeven voor de celinspecties, terwijl dit een bevoegdheid van de
directeur betreft. In de schriftelijke reactie zijn de feiten en omstandigheden die ten grondslag lagen aan de celinspecties niet vermeld, ondanks een verzoek van de beklagcommissie daartoe. Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Pbw is een
onderzoek op twee gronden mogelijk.

Uit feiten en omstandigheden is niet aannemelijk geworden dat de celinspectie dan wel het onderzoek aan kleding en lichaam noodzakelijk waren met het oog op de orde of de veiligheid in de inrichting. Het heeft te lang geduurd voordat klager de
uitspraak
van de beklagcommissie ontving. Klager is van mening dat er sprake is geweest van vooringenomenheid en partijdigheid. Verzocht wordt het beroepschrift zowel mondeling als schriftelijk toe te mogen lichten. Verzocht wordt om een tegemoetkoming.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn beroepschrift mondeling te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat onvoldoende is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis van de stukken
voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

Anders dan klager stelt is hij na zijn invrijheidstelling wel in de gelegenheid gesteld te worden gehoord door de beklagcommissie, maar heeft hij van die mogelijkheid kennelijk tengevolge van een treinvertraging niet dan wel in ieder geval niet tijdig
gebruik gemaakt. Van strijd met artikel 6 van het EVRM is geen sprake. De bestreden beslissingen zijn genomen door het Hoofd Veiligheid. De directeur kan ingevolge het bepaalde in artikel 5, tweede lid, van de Pbw bepaalde bevoegdheden mandateren aan
ambtenaren en medewerkers van de inrichting. Uitgesloten daarvan zijn evenwel de aan de directeur voorbehouden beslissingen opgesomd in artikel 5, vierde lid, van de Pbw. De beslissingen als bedoeld in artikel 29 (fouilleren) en artikel 34
(celcontrole), zijn geen aan de directeur voorbehouden beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van de Pbw. De beslissingen zijn derhalve niet onbevoegd genomen.

Hetgeen in beroep overigens nog is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. A. van Holten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 27 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven