Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0389/GM, 20 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/389/GM

betreft: [klager] datum: 20 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 5 februari 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de locatie Hoogvliet is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 januari 2014, betreft het niet ongeschikt verklaren van klager voor plaatsing op een meerpersoonscel (mpc).

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
De inrichtingspsycholoog adviseert een plaatsing in een eenpersoons cel. In het detentie-en reïntegratieplan staat echter nog steeds dat klager geschikt is voor een mpc. Het advies van de psycholoog wordt dus niet overgenomen. De plaatsing op een
eenpersoon cel heeft alleen betrekking op de huidige inrichting en niet op vervolginrichtingen.
Het hoofd zorg heeft aangegeven dat klager een contra-indicatie voor een mpc heeft, de psycholoog beperkt het tot de huidige inrichting. In de D & R rapportage staat dat klager geschikt is voor een mpc. Het afdelingshoofd geeft aan dat klager
ongeschikt
is. Dit heeft klager zwart op wit gekregen, maar het is niet aangepast in zijn dossier. De directeur heeft tijdens een zitting bij de beklagcommissie ook aangegeven dat klager ongeschikt is voor een mpc. Iedereen is het er dus over eens, maar in de
computer staat het anders.

De inrichtingsarts heeft tegenover de medisch adviseur het volgende standpunt ingenomen. Klager heeft aangegeven dat hij vastgelegd wil hebben dat hij ongeschikt is voor een mpc. Aan klager is aangegeven dat zijn situatie altijd kan veranderen. De p.i.
Rotterdam kan dit niet voor altijd vastleggen.

3. De beoordeling
In beginsel kan gesteld worden dat het in een bepaalde p.i. verlenen van een contra-indicatie voor verblijf op een mpc, afhankelijk van de reden van verlenen van deze contra-indicatie, niet automatisch impliceert dat de betreffende gedetineerde in een
later stadium of in vervolginrichtingen nog steeds als mpc ongeschikt behoeft te worden aangemerkt.
In het onderhavige geval stelt de beroepscommissie op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat ten aanzien van de vraag of klager al dan niet ongeschikt verklaard is voor een mpc vast staat dat klager door de inrichtingspsycholoog
voor de huidige inrichting ongeschikt is verklaard voor een mpc. Niet is gebleken dat er sprake is van een dusdanige situatie dat klager voor zijn gehele detentie mpc ongeschikt verklaard zou dienen te worden.
Wel is er sprake van tegenstrijdige verklaringen. Er is namelijk een ongedateerd schrijven van het afdelingshoofd van de afdeling metro waarin is aangegeven dat klager met ingang van 6 januari 2014 mpc ongeschikt is verklaard, terwijl in de D & R
rapportage van 4 februari 2014 staat dat klager geschikt geacht wordt voor een mpc. De beroepscommissie merkt op dat dit uitermate onzorgvuldig is en verwarrend kan zijn voor klager. De weergave in de verscheidene rapportages is echter geen
verantwoordelijkheid van de medische dienst, die dan ook niets te verwijten valt.
De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. S.B. de Pauw Gerlings - Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 20 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven