Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1517/GB, 18 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1517/GB

Betreft: [klager] datum: 18 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. M.G. Cantarella, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkte beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 22 juni 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Dordrecht. Op 14 januari 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel, waar toen een regime van algehele gemeenschap gold.
Op 23 december 2013 heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. afgewezen. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing en bij beslissing van 13 februari 2014,nr. 13/4260/GB, heeft de beroepscommissie het beroep
gegrond verklaard en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de beslissing van de selectiefunctionaris van 24 april 2014 wordt gesteld dat het gegeven dat een nieuw verlofadres bekend is bij de BSD en geen advies werd opgevraagd bij de politie, onvoldoende relevant is om een positieve beslissing ten aanzien
van plaatsing in een b.b.i. te nemen. Daaruit leidt klager af dat nu nog geen advies is ingewonnen. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft kennelijk negatief geadviseerd, maar niet duidelijk is wat de precieze overwegingen van het OM zijn. Het besluit is
op
dit punt derhalve niet deugdelijk gemotiveerd. Het kan klager niet worden tegengeworpen dat er geen reclasseringsrapport is, nu er voldoende tijd was om een rapport op te stellen. Volgens artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing
gedetineerden is het niet aanwezig zijn van een reclasseringsadvies niet van doorslaggevend belang.
Bij brief van 4 juni 2014 heeft klagers raadsman aangegeven dat in de openstaande strafzaak van klager nog getuigen moeten worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft inmiddels een verzoek ingediend tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof op 4 juli 2014. Per april 2011 is het uitbrengen van een advies door de Reclassering een voorwaarde om regimesgebonden verlof toe
te kennen. Klager is nog niet toebedeeld aan een medewerker van de Reclassering, waardoor het advies nog niet gereed is. Het BSD heeft onlangs laten weten een positief advies van de politie te hebben ontvangen over klagers nieuwe verlofadres, zoals
gesteld in eerdergenoemde uitspraak 13/4260/GB van de beroepscommissie.
Het OM heeft op 19 mei 2014 een negatief advies uitgebracht. Klager is door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 11 maanden wegens diefstal met geweld. Klagers verlofadres ligt in Den Haag en de kans is reëel dat
hij de slachtoffers tijdens verlof tegenkomt. Het OM acht dit onwenselijk. De ernst van de gepleegde feiten is ook zodanig dat, zoals eerder is geadviseerd, een verlof daarbij niet passend is. Omtrent klager is zeer weinig bekend en de risico’s zijn
derhalve niet goed in te schatten. Ook is sprake van een openstaande strafzaak. De selectiefunctionaris is van mening dat klager nog niet voldoet aan de voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i.-regime. Indien klagers verzoek voor verlof op 4 juli 2014
zal worden toegewezen en dit verlof ook goed is verlopen, zal klagers detentiefasering opnieuw worden beoordeeld.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Bij beslissing van 13 februari 2014, nr. 13/4260/GB, heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek tot plaatsing in een b.b.i. gegrond verklaard en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te
nemen.
Uit de stukken blijkt dat de politie inmiddels positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers nieuwe verlofadres.
Klager is door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar en 11 maanden wegens diefstal met geweld. De einddatum van detentie is gesteld op 28 mei 2015. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van klager blijkt dat er
sprake is van een openstaande strafzaak. Het OM heeft op 19 mei 2014 negatief geadviseerd.
Op 4 juni 2014 heeft de Reclassering haar advies uitgebracht. Klager heeft thans een verlofverzoek ingediend van maximaal 60 uur. Klagers verlofadres is gelegen in de gemeente ’s Gravenzande en dit adres is goedgekeurd door de politie. Het
recidiverisico wordt ingeschat als laag/matig en de Reclassering adviseert om klager regimesgebonden verlof te verstrekken. Een gebiedsverbod tijdens verlof zou voldoende waarborg moeten bieden jegens de slachtoffers van het delict waarvoor klager
thans
is gedetineerd.
Het OM heeft bezwaar tegen een eerder door klager opgegeven verlofadres in Den Haag vanwege het risico op slachtofferconfrontatie. Klager wil zijn verlof doorbrengen op een goedgekeurd verlofadres in ’s Gravenzande. Het risico op
slachtofferconfrontatie
is derhalve onvoldoende feitelijk onderbouwd.
Gezien het voorgaande en het recente Reclasseringsadvies moet de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de
bestreden beslissing dient te worden vernietigd.

De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 18 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven