Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0938/TA, 18 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/938/TA

betreft: [klager] datum: 18 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2014 van de beklagcommissie bij de inrichting, op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.E. de Jong, en[...], juridisch medewerker bij de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van afzondering in de eigen verblijfsruimte ingaande op 10 september 2013 en geëindigd op 1 november 2013 in verband met de verdenking van betrokkenheid bij handel in verdovende middelen.

De beklagcommissie heeft het beklag voor wat betreft de periode van 8 oktober 2013 tot 1 november 2013 gegrond verklaard en een tegemoetkoming van 24 maal € 5,= aan klager toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en van het hoofd van de inrichting
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager weigert om openheid te geven over de grote hoeveelheden shag en sigaretten die in zijn verblijfsruimte zijn aangetroffen en niet konden worden verklaard uit zijn eigen uitgaven. Door meerdere medeverpleegden is klager in verband gebracht met
drugshandel. Medeverpleegden hebben verklaard over ruil van shag tegen cash. Door sociotherapie is aangegeven dat klager met zijn handel als het ware vriendschappen koopt. Klager is uitgelegd dat hij met zijn handel de drugshandel binnen de inrichting
in stand houdt. Als een verpleegde die drugs heeft gekocht geld te kort komt voor shag dan wordt dat door klager geregeld. Op 23 september 2013 is met klager besproken om de afzondering af te bouwen en een kamerprogramma op te leggen, maar klager heeft
aangegeven op zijn kamer te blijven zitten en overgeplaatst te willen worden. Op 25 september 2013 is dit nogmaals met hem besproken en heeft klager aangegeven hier niet aan te willen meewerken.
Per 8 oktober 2013 is de afzonderingsmaatregel met machtiging verlengd. Op 1 november 2013 is de afzondering beëindigd en is hem een kamerprogramma opgelegd. De stukken in het dossier geven voldoende onderbouwing voor het opleggen van de maatregel.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De uitspraak is op 6 maart 2014 verzonden en zou pas op 11 maart 2014 door het hoofd van de inrichting zijn ontvangen. Dit is niet toegelicht. Het hoofd van de inrichting is niet-ontvankelijk in het beroep.
De uitspraak van de beklagcommissie is duidelijk. De ordemaatregel heeft te lang geduurd en is disproportioneel. Er is geen onderbouwing van de verklaringen van de medeverpleegden. De verklaringen zijn niet overgelegd en klager ontkent met drugshandel
van doen te hebben gehad. De spullen, die op klagers kamer zijn aangetroffen, hebben niets te maken met drugshandel. Klager heeft alles uitgelegd. Klager is tegen drugs. Er is sprake van een valse beschuldiging en daarom is klager niet bereid een
gesprek aan te gaan.
Hij heeft gezegd dat ze het maar moesten uitzoeken en dat hij niet meer mee zou werken. De situatie is nog steeds hetzelfde. Hij leent geen shag meer uit.

Door de secretaris is meegedeeld dat bij het secretariaat van de beklagcommissie is nagegaan of klager beklag heeft ingediend tegen de beslissing tot verlenging van de ordemaatregel van afzondering in de eigen verblijfsruimte ingaande op 8 oktober 2013
en dat dit niet het geval is. Volgend op het onderhavige beklag nummer RV 2013/456 gericht tegen beperking van de bewegingsvrijheid heeft klager in november 2013 beklag ingediend tegen beperking van de bewegingsvrijheid, beklag nummer RV 2013/511. Dit
beklag is volgens een email van 9 mei 3013 van het secretariaat van de beklagcommissie echter gericht tegen een ordemaatregel die op 1 november 2013 is opgelegd aan klager.

Uit een faxbericht van 14 mei 2014 van de juridisch medewerker van de inrichting volgt dat op de bijgevoegde beklaguitspraak een stempel is aangebracht met daarop vermeld de datum van ontvangst, te weten: 11 maart 2014. Een afschrift van dit faxbericht
is toegestuurd aan klager en zijn raadsman.

3. De beoordeling
Door de juridisch medewerker van de inrichting is de in de inrichting ontvangen uitspraak van de beklagcommissie gefaxt aan het secretariaat van de Raad. Op deze uitspraak is als datum van ontvangst 11 maart 2014 vermeld. De beroepscommissie acht niet
aannemelijk geworden dat deze ontvangstdatum niet juist zou zijn en is van oordeel dat derhalve het op 18 maart 2014 ingekomen beroep binnen de in artikel 67, eerste lid, van de Bvt vermelde termijn is ingediend. Zij zal het hoofd van de inrichting
ontvangen in het beroep.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover dit is gericht tegen het voortduren van de ordemaatregel vanaf 8 oktober 2013 tot 1 november 2013. Uit de stukken, de door het secretariaat van de beklagcommissie verstrekte informatie en
de toelichting ter zitting is gebleken dat de ordemaatregel op 8 oktober 2013 is verlengd, maar dat klager geen beklag tegen de verlengingsbeslissing van 8 oktober 2013 heeft ingediend. De beroepscommissie zal derhalve het beroep gegrond verklaren en
de
uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen. Zij zal klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in het beklag voor wat betreft de periode van 8 oktober 2013 tot 1 november 2013.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover die betrekking heeft op de periode vanaf 8 oktober 2013 en verklaart klager voor wat betreft de periode vanaf 8
oktober 2013 tot 1 november 2013 alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven