Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0602/GA, 11 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/602/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.C. den Daas, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2014 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Schiphol,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. W.C. den Daas en
de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van genoemd detentiecentrum.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de gang van zaken bij en na aankomst van klager bij het detentiecentrum op 28 november 2013, alsmede de beschadiging van klagers jas.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard ten aanzien van de termijnoverschrijding en de algehele situatie. Voor het overige is het beklag ongegrond verklaard; een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Door de medewerkers had anders met klager omgegaan moeten worden dan is gebeurd, zeker ook gelet op de handicap van klager. Doordat klager hardhandig
is aangepakt, waarbij hij over de grond is gegaan, is zijn jas beschadigd. Klager wil een tegemoetkoming voor deze schade.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Gelet op de hele situatie had achteraf bezien een aantal zaken inderdaad anders aangepakt moeten worden door de medewerkers. Zij waren op dat
moment
echter niet op de hoogte van alle feiten. Hiervoor zijn namens de inrichting ook excuses aangeboden aan klager. De beklagcommissie heeft hiervoor ook een tegemoetkoming toegekend waar de directeur zich in kan vinden. Een aantal zaken had echter ook
niet
anders gekund op dat moment. Zo bestond er geen andere optie dan klager in afzondering te plaatsen, nu hij ernstig vervuild was en niet aanspreekbaar was. Dit was geen straf of maatregel, maar een afkoelingsperiode voor klager.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft de klacht gericht tegen de termijnoverschrijding van het bewaardersarrest en de hoogte en vorm van de door de directeur geboden compensatie reeds gegrond verklaard. Voor zover het beroep zich tegen dit deel van de bestreden
beslissing richt, kan klager daarin om die reden niet worden ontvangen.

De beroepscommissie ziet anders dan de beklagcommissie geen aanleiding onderscheid aan te brengen in de verschillende fasen in de behandeling van klager. Het gedrag van klager is naar het oordeel van de beroepscommissie een direct en niet
onbegrijpelijk
gevolg geweest van de onjuiste behandeling die klager heeft moeten ondergaan. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat de klacht gericht tegen de behandeling van klager en diens insluiting gegrond had dienen te worden
verklaard. Het beroep is in zoverre gegrond.

De beroepscommissie ziet evenwel geen aanleiding klager een andere of hogere tegemoetkoming toe te kennen dan reeds door de beklagcommissie is toegekend. Die tegemoetkoming is passend voor het door klager geleden ongemak.

Met betrekking tot de beschadiging van de jas van klager stelt de beroepscommissie vast dat klager dit onderdeel van zijn klacht buiten de wettelijke termijn heeft ingediend. Hij zal daarom alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in dit onderdeel
van
zijn klacht.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover zich dat richt tegen de gegrondverklaring van zijn klacht door de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze betreft de ongegrondverklaring van de klacht gericht tegen de behandeling van klager en diens insluiting en verklaart het beroep gegrond.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze ziet op de beschadiging aan klagers jas en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beklag.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover het zich richt tegen de reeds toegekende tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven