Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3701/GA, 11 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3701/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.S. Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 3 oktober 2013 van de beklagcommissie bij het Justitieel Medisch Centrum, thans het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCSZ), waarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. H.M.S. Cremers, [...], juridisch medewerker in het JCSZ en [...], stafmedewerker in het JCSZ.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Ter zitting is een schema van het avondprogramma in het JCSZ overgelegd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het aanbieden van onvoldoende uren bestemd voor activiteiten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, zonder toekenning van een tegemoetkoming, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verzoekt de Raad om een principiële en creatieve uitspraak. Het is klager niet te doen om toekenning van een tegemoetkoming. Er is geen
structurele behandeloplossing voor klager terwijl die, gelet op zijn medische problematiek, hoogst noodzakelijk is voor hem. Bewegen wordt steeds moeilijker voor klager en zijn eigen arts heeft verklaard dat klager thuis behandeld zou moeten worden.
Klager wenst een uitspraak waarin duidelijk wordt vermeld hoeveel activiteiten hem moeten worden aangeboden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De uitspraak van de beklagcommissie is helder. Het is niet mogelijk om klager op een andere locatie te plaatsen dan in het JCSZ gelet op zijn
medische problematiek. Er is in het JCSZ een aangepaste verblijfsruimte voor klager gecreëerd. Normaal gesproken verblijven in het JCSZ enkel gedetineerden voor kortere duur en zij hebben dan geen behoefte aan activiteiten. Met de komst van klager, en
inmiddels nog twee andere langdurig verblijvende gedetineerden, moet er wel een activiteitenprogramma worden aangeboden. Hier wordt aan gewerkt door de directie, maar dit is moeilijk te realiseren in het JCSZ. Er is inmiddels een avondprogramma
opgesteld voor de gedetineerden. Klager wenst zelf aan veel activiteiten niet deel te nemen.

3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft de klacht van klager gegrond verklaard. Tegen de gegrondverklaring van zijn klacht staat voor klager geen beroep open. Klager dient daarom in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.

Voor zover het beroep zich richt tegen het niet toekennen van een tegemoetkoming oordeelt de beroepscommissie als volgt. Voorop staat dat de beroepscommissie in de onderhavige zaak niet kan oordelen over de detentiegeschiktheid van klager. Hierover
zijn
inmiddels andere procedures aanhangig. De beroepscommissie laat hetgeen te dien aanzien is aangevoerd dan ook buiten beschouwing.

Voor het overige geldt dat de directeur binnen de beperkingen die de setting van het JCSZ met zich brengt, zich tot het uiterste heeft ingespannen klager een acceptabel activiteitenprogramma aan te bieden. In dat licht acht de beroepscommissie geen
termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven