Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0637/GA, 11 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/637/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw mr. S. Wortel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2014 van de beklagcommissie bij het detentiecentrum Schiphol,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Wortel, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur in voornoemd
detentiecentrum.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de visitatie na een celinspectie op 31 oktober 2013; en
b. het niet aanvoeren van klager naar een presentatie in persoon bij het consulaat in Utrecht.

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het klaagschrift uiterlijk te worden ingediend op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze
termijn
ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De beroepscommissie stelt vast dat klager naar aanleiding van de celinspectie en de daaropvolgende visitatie
op
31 oktober 2013, op 5 december 2013 een tweetal sprekersbriefjes heeft ingevuld voor de maandcommissaris. Naar aanleiding van het niet vervoeren van klager naar zijn presentatie in persoon op 27 november 2013 heeft klager op 11 december 2013 een
sprekersbriefje ingevuld voor de maandcommissaris. Niet is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat klager reeds op een eerder tijdstip beklag heeft ingediend naar aanleiding van beide voorvallen. Van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de
overschrijding van de beklagtermijn klager niet kan worden aangerekend is niet gebleken. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager zijn beklag niet tijdig heeft ingediend. De beroepscommissie zal de uitspraak van de
beklagcommissie derhalve vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven