Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0167/GA, 11 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/0167/GA

betreft: [klager] datum: 11 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel,

gericht tegen een uitspraak van 20 januari 2014 van de beklagcommissie bij voornoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in genoemde inrichtingen, zijn gehoord klager en [...], juridisch medewerker in meergenoemde inrichtingen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen verblijfsruimte zonder televisie voor de duur van acht dagen, waarvan vijf dagen wegens het roken op de arbeid en drie dagen wegens het voorhanden hebben van
contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard ten aanzien van het voorhanden hebben van contrabande en heeft klager daarvoor een tegemoetkoming van € 22,50 toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is in de huisregels opgesomd wat een gedetineerde mee mag nemen naar de arbeid. Daaruit volgt dat wat niet is vermeld, verboden is. Daarvoor is
bewust gekozen, omdat het opsommen van wat niet mee mag te omvangrijk zou zijn.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft verklaard dat hij geen sigaretten bij zich had bij de arbeid. Hij was enkel in het bezit van de sigaret die hij rookte. Deze sigaret had
klager van een medegedetineerde gekregen.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Daarbij merkt de beroepscommissie op dat de betreffende feiten – het roken en voorhanden hebben van een
sigaret – dusdanig met elkaar verweven zijn dat deze niet de oplegging van twee straffen rechtvaardigen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven