nummer: 14/283/GA
betreft: [klager] datum: 11 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw mr. B.J. de Groot, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 januari 2014 genomen beslissing van de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Amsterdam,
alsmede van de overige stukken.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord [...], juridische medewerker in genoemde inrichting en [...], chef de clinique in het PPC Amsterdam.
Klagers raadsvrouw heeft schriftelijk laten weten dat zij en klager niet ter zitting zullen verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
De directeur heeft ten aanzien van klager toestemming verleend tot het verrichten van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw.
2. De standpunten van klager en de directeur
Het beroep is door of namens klager niet nader ter zitting toegelicht.
Door en namens de directeur is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De vermoedelijke einddatum van een detentie is niet gelijk aan de definitieve einddatum. Om die reden is besloten de duur van het besluit te bepalen op drie maanden. Mocht
klagers detentie dan onverhoopt langer duren dan hoefde er geen verlengingsbeslissing te worden genomen met alle onderzoeken en onrust die dat met zich brengt.
Er is gekozen om klager een langwerkend middel toe te dienen, omdat klager weigerde orale medicatie in te nemen. Bij een kortdurend middel zou klager iedere dag geïnjecteerd moeten worden. De werking van een langdurig middel is, afhankelijk van de
patiënt twee tot vier weken. Daarmee wordt klager minder belast. Indien klager inderdaad op korte termijn vrijkwam dan zou daarmee de dwangbehandeling automatisch eindigen en wordt er geen vervolginjectie meer gegeven. Klager heeft aldus niet een
middel
geïnjecteerd gekregen met een werkingsduur van drie maanden. De wachttermijn van 72 uur is niet in de bestreden beslissing opgenomen nu dat geen wettelijk vereiste betreft, maar een overeenkomst met de Raad. Er is wel 72 uur gewacht voordat het besluit
ten uitvoer is gelegd.
Desgevraagd verklaart de chef de clinique dat de tweede psychiatrische verklaring is afgegeven door een psychiater en dat deze psychiater klager langer dan één jaar niet heeft behandeld.
3. De beoordeling
De raadsvrouw heeft verzocht om, indien de beroepscommissie dat noodzakelijk vindt, schriftelijk te kunnen reageren op hetgeen is aangevoerd door de directeur van het PPC Amsterdam. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende voorgelicht om
uitspraak te kunnen doen.
De namens klager aangedragen formele gronden kunnen niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Hoewel er geen beroepstermijn is vermeld in de bestreden beschikking, heeft klager tijdig en bij de juiste instantie beroep ingesteld tegen de bestreden
beslissing. Ofschoon de beschikking geen melding maakt van een wachttermijn van 72 uur voordat uitvoering aan de beschikking wordt gegeven, is wel gevolg gegeven aan deze wachttermijn. Klager is derhalve niet in zijn belangen geschaad.
Het is de beroepscommissie gebleken dat bij de depotmedicatie die aan klager is toegediend geen sprake was van een zeer langdurige werking. Derhalve is geen sprake van een besluit met disproportionele gevolgen. Het beroep zal dan ook ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 11 juni 2014
secretaris voorzitter