Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1706/GV, 17 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1706/GV

betreft: [klager] datum: 17 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 mei 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Volgens klager heeft hij gedurende één regimair verlof niet voldoende tijd om zijn winkel te ontruimen en in originele staat op te leveren aan de huisbaas. De opleverdatum is al op
1
juni 2014 en er dient nog een opslagplaats en een busje te worden geregeld. Er moet 200 m2 met spullen worden leeggeruimd en de muren moeten worden geschilderd. Bij een maandelijks regimair verlof kan het een aantal maanden duren voordat klager het
pand
weer op orde heeft. Dit betekent dat klagers schuld alleen maar groter wordt. Vandaar dat klager verzoekt om strafonderbreking. Klagers vrouw heeft de zorg voor hun vijf kinderen en klager kan daarom geen beroep doen op haar.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Strafonderbreking kan slechts worden verleend wegens zodanige omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klager heeft regimair verlof dat hij op aanvraag kan verschuiven. Klager kan vanuit de inrichting zaken regelen zoals het huren van een busje en een opslagruimte. Klager heeft verzocht om een strafonderbreking van vijf dagen, maar de
directeur adviseert een strafonderbreking van drie dagen. De Staatssecretaris denkt dat twee dagen voldoende is, zodat regimair verlof volstaat. Daarbij heeft klager niet aangetoond dat hij geen hulp kan krijgen van familie.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van verlening van strafonderbreking voor de duur van drie dagen ten einde klager niet onnodig in de problemen te brengen en op kosten te jagen.
De politie heeft positief geadviseerd en het verlofadres is geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is voorlopig gehecht en in eerste aanleg veroordeeld. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De fictieve einddatum van klagers detentie is thans gesteld op 16 september 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van
verlof. Op grond van artikel 38 van de Regeling kan eenmalig strafonderbreking worden verleend in verband met dringende omstandigheden van zakelijke aard. De gedetineerde dient aan te tonen dat zijn persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is en dat de
zakelijke belangen al voor aanvang van de detentie bestonden. Klager heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de beroepscommissie de conclusie kan trekken dat klagers persoonlijke aanwezigheid bij de gehele ontruiming
noodzakelijk
is en het voor hem niet mogelijk is derden in te schakelen. Bovendien heeft klager onvoldoende onderbouwd dat hij zijn winkel niet gedurende een of twee (verschoven) regimaire verloven, eventueel met hulp van derden, gereed kan maken voor oplevering
aan
de huisbaas. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven