Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1374/GB, 17 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1374/GB

Betreft: [klager] datum: 17 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing om klager niet in aanmerking te laten komen voor deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 juni 2013 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing van de selectiefunctionaris is gebaseerd op een onderzoek door het Team Executie Strafvonnissen (TES) naar klagers verblijfplaats voorafgaand aan zijn detentie. De selectiefunctionaris heeft echter geen controle gehad over het onderzoek
door het TES. De selectiefunctionaris geeft een verkeerde uitleg aan de bepalingen van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en burgerlijke vrijheden (EVRM). Klager heeft in België nimmer een wapen gericht op een politieagent. De stelling
dat
klager dit zou hebben gedaan, is daarom onjuist. Daarmee plaatst de selectiefunctionaris zich op de stoel van de rechter en dit is in strijd met artikel 6 van het EVRM. Klager heeft zich verder steeds gemeld bij justitie tijdens zijn vervolging en is
ook steeds aanwezig geweest bij de zittingen waar zijn strafzaak werd behandeld. Er is daarom geen sprake van vluchtgevaar.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in juni 2013 in de p.i. Vught geplaatst in verband met de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 730 dagen. De einddatum van zijn detentie ligt vooralsnog op 6 oktober 2014. Klager had, objectief bezien, vanaf 12 februari 2014 in
aanmerking kunnen komen voor plaatsing in een stapeltraject en vanaf 16 juni 2014 voor plaatsing en een penitentiair programma (p.p.). Klagers functioneren binnen detentie is goed. Hij maakt geen misbruik van de aan hem toegekende vrijheden. Hij wil
zijn regimaire vrijheden doorbrengen bij een vriend, welke vriend heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen klagers verblijf tijdens verlof op dat adres. Door de reclassering wordt de kans op recidive ingeschat als laag. Klager beschikt over
voldoende vaardigheden om niet meer met justitie in aanraking te komen. Ook het gevaar voor het zich onttrekken aan eventuele voorwaarden en letselschade wordt laag geacht. De reclassering ziet mogelijkheden voor de deelname van klager aan een p.p. Het
openbaar ministerie (OM) heeft desgevraagd negatief geadviseerd. Als redenen wordt daarvoor gegeven dat klager weliswaar aanwezig was tijdens de zittingen van zijn strafproces maar dat hij na de uitspraak onvindbaar was voor justitie. Door het TES is
onderzoek gedaan en daaruit is geleken dat hij als vluchtgevaarlijk kan worden aangemerkt en dat hij tussen 2007 en 2012 in België strafbare feiten heeft gepleegd. De directeur van de p.i. Vught adviseert negatief, mede gelet op het advies van het OM.
De selectiefunctionaris, die geen aanleiding heeft om aan de bevindingen van het TES en het advies van het OM en de inrichting te twijfelen, is van mening dat klager alleen in aanmerking kan komen voor gecontroleerde vrijheden omdat klager in België
nog
een openstaande strafzaak heeft. Hij zou daarom alleen in aanmerking kunnen komen voor plaatsing in een p.p. waarbij hij onder elektronisch toezicht (e.t.) staat. Daarvoor komt hij vanaf 16 juni 2014 in aanmerking.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. De beroepscommissie begrijpt dat de bestreden beslissing is gebaseerd op het negatieve advies van het OM, het negatieve advies van de directeur en de bevindingen van het TES. Ten aanzien van het negatieve advies van de advocaat-generaal (AG)
bij
het ressortsparket van 7 november 2013 geldt dat dit advies is gegeven onder voorbehoud. De AG heeft de directeur van de p.i. Vught verzocht om hem de adviesaanvraag na vier weken nogmaals voor te leggen omdat duidelijkheid zou moeten worden verkregen
over het verloop van de strafzaak van klager in België en omdat er nog een uitspraak van het gerechtshof over een ontnemingszaak jegens klager te verwachten viel. Dat nadere advies is niet gevraagd, althans daarvan is niet gebleken. Dat betekent dat
ook
het advies van de directeur niet kan worden gebruikt om de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris te dragen. De bevindingen van het TES zijn, nu advisering ten aanzien van vrijheden blijkens het bericht van het TES van 16 juli 2013 is
overgedragen aan de AG, onvoldoende om de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris te rechtvaardigen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de onder 3.2 genoemde gronden de bestreden beslissing niet kunnen dragen.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming wordt toegekend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 17 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven