Nummer: 14/1937/GB
Betreft: [klager] datum: 16 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 28 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 17 juni 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek Zupthen ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 15 mei 2014 is klager opgeroepen zich op 17 juni 2014 te melden in de gevangenis van de locatie Ooyerhoek voor het ondergaan van 309 dagen gevangenisstraf. Op 21 mei 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 28 mei 2014
ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij verzoekt tot uitstel van de tenuitvoerlegging van de 309 dagen gevangenisstraf. Klager wordt drie keer per week behandeld in verband met een posttraumatische stressstoornis en een
persoonlijkheidsstoornis. Zijn behandelaars geven aan dat zijn behandeling dient te prevaleren boven de opgelegde gevangenisstraf. Hij verliest zijn huis wanneer hij de gevangenisstraf zal ondergaan. Daarnaast wil klager zijn criminele verleden achter
zich laten. Hij heeft weer veel contact met zijn familie en vrienden en hij wil dit niet verliezen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop moet worden gesteld dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico komen van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het
gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, is de selectiefunctionaris slechts in uitzonderlijke omstandigheden bereid om uitstel te verlenen. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Op 1 mei 2014 verklaarde klager schriftelijk, in het
kader van de noodzaak tot tenuitvoerlegging, gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden. Op dit moment is de onherroepelijke gevangenisstraf waartoe klager is veroordeeld en het feit dat (vooralsnog) geen sprake is van opschortende werking
in het kader van het ingediende gratieverzoek richtinggevend.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie Ooyerhoek is een inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager heeft op 1 mei 2014 schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep zich te melden voor het ondergaan van de gevangenisstraf van 309 dagen en was derhalve reeds vanaf dat moment bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging.
Afgaande op de inlichtingen van klager, is het verzoek tot gratie afgewezen. De gevangenisstraf is onherroepelijk en zal derhalve op enig moment ten uitvoer moeten worden gelegd. Niet is gebleken dat uitstel van de tenuitvoerlegging van deze
gevangenisstraf enig oplossend effect zal hebben op de psychische gesteldheid van klager waarbij moet worden aangenomen dat aan klager tijdens detentie de zorg kan worden verleend die hij nodig heeft. Gelet op het voorgaande kan de op de onder 3.2
genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 16 juni 2014
secretaris voorzitter