nummers: 13/3851/GA, 13/3935/GA, 13/3936/GA, 13/3937/GA en 13/3938/GA
betreft: [klager] datum: 7 maart 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 14 november 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, betreffende:
a. de bejegening van klager door een p.i.w.-er op 1 mei 2013;
b. de weigering klager zijn afspraak met de inrichtingsarts te laten nakomen op 21 mei 2013;
c. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel waarvan vier dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden met ingang van 10 mei 2013;
d. de bejegening van klager door een p.i.w.-er en het niet toekennen van een extra recreatiemoment op 3 mei 2013;
e. de overschrijding van de termijnen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Pbw.
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder a, d en e en het beklag onder b en c ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Met betrekking tot het beklag onder a, b, c, d (bejegening) en e:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.
Met betrekking tot het beklag onder d (het niet toekennen van een extra recreatiemoment) is de beroepscommissie van oordeel dat dit een beslissing is, genomen door of namens de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De
beroepscommissie verklaart klager derhalve alsnog ontvankelijk in zijn beklag.
Gelet op het feit dat klager al extra sportmomenten en recreatiemomenten heeft bovenop het reguliere dagprogramma, verklaart de beroepscommissie het beklag alsnog ongegrond.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep met betrekking tot het beklag onder a, b, c, d (bejegening) en e ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt voor wat betreft het niet toekennen van een extra recreatiemoment de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. F.G. Bauduin en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 7 maart 2014
secretaris voorzitter