nummer: 14/585/GA
betreft: [klager] datum: 10 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Dordrecht,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord. Klagers raadsvrouw, mr. M.C. van Megen, kon vanwege verplichtingen elders niet op tijd voor de behandeling van het beroep ter zitting
verschijnen. Namens de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Dordrecht, [...], is schriftelijk bericht dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt dat aan klager, zijn raadsvrouw
en de directeur is verzonden.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de omstandigheid dat de directeur klagers leven in gevaar heeft gebracht door hem over te plaatsen naar afdeling D.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager klaagt niet over de opgelegde disciplinaire straf. Het gaat hem om de manier waarop hij naar afdeling D is overgeplaatst.
Ook klaagt hij over het feit dat hij intern is overgeplaatst. Klager is veroordeeld voor moord en poging tot doodslag. Vrienden van het slachtoffer verblijven op afdeling D. Klager heeft aangegeven wat de reden is dat hij niet naar afdeling D wilde
worden overgeplaatst. Klager heeft geen namen genoemd, omdat het personeel dan naar de betreffende personen toe zou gaan en iedereen het dan zou weten. Klager heeft tegen het afdelingshoofd, zijn mentor en tegen de psycholoog gezegd dat hij niet naar
afdeling D wil worden overgeplaatst. Hij heeft het afdelingshoofd verteld dat het uit de hand zou gaan lopen. Het afdelingshoofd is vervolgens ziek geworden. Zijn mentor had gezegd dat hij niet naar D zou worden overgeplaatst. Toen kreeg klager een
nieuwe mentor en werd hij toch naar afdeling D overgeplaatst. Hij is drie maanden bezig geweest met aantonen dat hij niet naar D moet worden overgeplaatst. Tijdens het gesprek met de directeur was al besloten dat hij naar afdeling D moest worden
overgeplaatst. Op afdeling D begonnen de provocaties. Zo werden er bijvoorbeeld dingen naar klager gegooid. Klager is niet serieus genomen met als gevolg dat hij in zijn zij is gestoken. Dit gebeurde in de keuken nadat klager uit het kantoor van het
afdelingshoofd kwam. Er zijn zes gedetineerden met boterhammessen op hem afgekomen. Hij is in zijn zij met een boterhammes gestoken. Hij bloedde en had een diepe snijwond. Zijn shirt en vest waren doorboord. Hij is door een arts gezien. Op verzoek van
klager zijn er foto’s gemaakt. Deze foto’s zijn echter nooit aan de commissie van toezicht gegeven. Klager had ook bultjes en schaafwonden. Bij de commissie van toezicht is door de directeur gezegd dat er geen onderzoek is gedaan. Ook had het BSD
beloofd klagers raadsvrouw te bellen, maar dit is nooit gebeurd. Volgens klager heeft hij nooit gezegd dat hij de problemen op zijn eigen manier zou oplossen. Als dat zo was geweest, was hij nooit naar het personeel toe gegaan.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft geoordeeld over de aan klager opgelegde disciplinaire straf wegens het gooien van twee potten pindakaas naar een medegedetineerde, naar aanleiding van een incident in de keuken na overplaatsing van klager naar afdeling D.
Klager
heeft in beroep aangevoerd dat het hem niet zozeer gaat om de opgelegde disciplinaire straf, maar dat het hem er vooral om gaat dat de directeur - door hem van afdeling H naar afdeling D over te plaatsen - zijn leven in gevaar heeft gebracht.
Aangezien klagers raadsvrouw verhinderd was ter zitting van de beroepscommissie aanwezig te zijn, heeft de beroepscommissie van het verhandelde ter zitting een schriftelijk verslag opgemaakt. In dat verslag is tevens aan de directeur gevraagd wat de
reden was van de interne overplaatsing en of klagers stelling, dat hij in de keuken is aangevallen en gestoken, klopt. Ook heeft de beroepscommissie verzocht een eventueel schriftelijk verslag van het incident over te leggen. Tevens heeft de
beroepscommissie de directeur verzocht om eventuele verslagen uit het inrichtingsdossier van de gesprekken tussen klager en het personeel en de medische gegevens, voor zover betrekking hebbende op de steekpartij, over te leggen. De directeur heeft op
deze verzoeken van de beroepscommissie niet gereageerd.
In beklag heeft de directeur aangevoerd dat klager had aangegeven dat hij niet overgeplaatst wilde worden naar afdeling D omdat hij bedreigd werd, maar klager geen namen wilde noemen. Ook zou klager na overplaatsing naar afdeling D hebben aangegeven
dat
hij zelf zijn problemen zou oplossen. Nadat klager het kantoor van het afdelingshoofd had verlaten volgde er in de keuken een vechtpartij, waarbij klager samen met één medegedetineerde/gelegenheidsvriend met andere gedetineerden heeft gevochten.
Tijdens
deze vechtpartij is ook nog gestoken en raakte een gedetineerde gewond. Wat er nu precies is gebeurd, is volgens de directeur niet duidelijk geworden. Waargenomen is dat klager twee potten pindakaas doelgericht naar een medegedetineerde heeft gegooid.
Op grond van artikel 16 van de Pbw, bepaalt de directeur de plaats en wijze van onderbrenging van een gedetineerde in de inrichting. Binnen de grenzen van deze bepaling kan de directeur gedetineerden overplaatsen naar een andere afdeling binnen de
inrichting. Nu de directeur niet ter zitting is verschenen en evenmin heeft gereageerd op het verzoek van de beroepscommissie om nadere informatie, is niet weersproken dat klager na zijn overplaatsing naar afdeling D door een aantal gedetineerden in de
keuken is aangevallen en klager daarbij gestoken is met een boterhammes, waaraan hij onder meer een diepe snijwond heeft overgehouden. Tevens is onweersproken dat klager door een arts is gezien en dat er foto’s zijn gemaakt. De directeur heeft geen
nadere gegevens omtrent het voorval verstrekt, zoals een schriftelijk verslag. Ook heeft de directeur hetgeen door klager in beroep is aangevoerd niet weersproken. Gelet hierop is naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende komen vast te staan
dat klager na zijn overplaatsing naar afdeling D is aangevallen in de keuken. Nu voorts onvoldoende duidelijk is gebleken waarom het noodzakelijk was klager, die meermaals had aangegeven bedreigd te worden op afdeling D, toch hiernaar over te plaatsen,
acht zij de beslissing hiertoe onredelijk en onbillijk. Het beroep dient gegrond dient te worden verklaard. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij ziet aanleiding aan klager
een tegemoetkoming toe te kennen en stelt deze vast op € 50,=.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 50,= toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 juni 2014
secretaris voorzitter