Nummer: 14/995/GB
Betreft: [klager] datum: 5 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Ch. Osté, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 14 maart 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 14 juni 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het PPC van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, een inrichting voor bijzondere opvang als bedoeld in artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van
gedetineerden (hierna: de Regeling), waar een individueel regime geldt. Op 19 juni 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Roermond, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. Op 29 oktober 2013 is de beslissing om klager te
selecteren voor het PPC van de p.i. Vught ingetrokken. Bij selectiebeslissing van 31 oktober 2013 is klager geselecteerd voor het PPC Scheveningen te Den Haag.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft kennisgenomen van de bestreden beslissing die is genomen naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie van 27 februari 2014 (13/3846/GB). Klager heeft daarbij verwezen
naar hetgeen in het bezwaarschrift van 6 november 2013 is aangevoerd en stelt dat de bestreden beslissing, wederom, onvoldoende is onderbouwd. Er is aangegeven dat er in het PPC van de p.i. Vught een personeelslid werkzaam is, dat betrokken zou zijn
bij
klagers strafzaak. Echter, voor zover klager heeft begrepen, heeft het desbetreffende personeelslid geen band met de lopende strafzaak. Voor zover zou spelen dat klager het personeelslid op de arbeidszaal tegen kan komen, is door verandering van
arbeidsinzet te regelen dat partijen elkaar niet tegen zullen komen. Volgens klager gaat het om een persoon die vermoedelijk werkzaamheden verrichtte bij een organisatie die in hetzelfde pand gehuisvest was als de vereniging waar klager lid van was. De
organisatie waar het personeelslid werkzaamheden voor verrichtte, is in 1999 uit het gebouw vetrokken. De situatie bestond vijftien jaar geleden. Voorts heeft klager aangegeven dat voor het welslagen van de behandeling tijdens de TBS-periode juist van
eminent belang is dat hij in de aanloop daar naar toe, maximaal wordt ondersteund en begeleid. Daarom zou aansluiting bij de GGZ in de komende periode aan de orde zijn. Daarbij beschikt het PPC van de p.i. Vught over een specialistische afdeling en de
benodigde expertise die nodig is om klager optimaal te behandelen. Deze specialistische behandeling en klagers psychische gesteldheid dienen te prevaleren boven het feit dat één van de achthonderd personeelsleden klager kent of een verre link heeft met
klager. Klagers familie is woonachtig in de regio Vught en daarnaast dient het hoger beroep van klager bij het Gerechtshof te Den Bosch. Het ontvangen van bezoek van zijn familie is belangrijk voor klager nu dit een stimulans vormt voor het ondergaan
van de, door hem vrijwillig aangegane, behandeling. Daarnaast heeft klager behoefte aan meer begeleiding, activiteiten, therapieën op maat en gesprekken met de in de p.i. Vught aanwezige deskundigen. Klager dient specialistische hulp te krijgen, deze
is
in Vught volop aanwezig. Hij wil hier aan meewerken. Klager verbleef tijdens zijn verblijf in Vught op een specifieke afdeling, de enige in Nederland, met expertise voor de problematiek van klager. Uit klagers ervaringen is gebleken dat hier in andere
locaties nauwelijks ruimte voor is.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In beginsel worden gedetineerden in de eigen regio ondergebracht. Wanneer een gedetineerde zorg nodig heeft en dit ook wil ontvangen, speelt dit regiobeginsel wellicht
een nog grotere rol als er aansluiting wordt gezocht bij zorgverlenende instanties om een reeds in detentie gestart traject te vervolgen na detentie. Om af te wijken van het regiobeginsel zal daar een gegronde reden aan ten grondslag dienen te liggen.
Aansluitend aan zijn detentie dient klager TBS te ondergaan. In die zin speelt voor klager het uitgangspunt om aansluitend aan zijn detentie behandeling voort te zetten bij de GGZ niet. Ten tijde van klagers detentie in het PPC van de p.i. Vught is
klager het personeelslid in kwestie tegengekomen. Dit gaf aanleiding hem over te plaatsen naar het PPC van de locatie Maastricht. Om de identiteit van het personeelslid te waarborgen, heeft de selectiefunctionaris in zijn beslissing d.d. 31 oktober
2013
tot intrekking van de beslissing tot overplaatsing naar het PPC van de p.i. Vught en plaatsing van klager in het PPC Scheveningen te Den Haag, het personeelslid niet bij naam genoemd. Ook de exacte rol van het personeelslid in kwestie heeft de
selectiefunctionaris zoveel als mogelijk buiten klagers penitentiaire gegevens willen houden. Naar aanleiding van de uitspraak van de beroepscommissie ziet de selectiefunctionaris zich genoodzaakt alsnog nadere onderbouwing te verschaffen omtrent het
niet plaatsen van klager in het PPC van de p.i. Vught. In het PPC van de p.i. Vught, op de afdeling waar klager geplaatst zou worden, werkt het personeelslid als arbeidsmedewerker. Gelet op het feit dat klager afgestraft is, is hij verplicht deel te
nemen aan het arbeidsproces. Zowel klager als het personeelslid waren lid van ieder een andere vereniging in hetzelfde gebouw. Het personeelslid is destijds gehoord en heeft een verklaring moeten afleggen en is in die zin direct betrokken geweest bij
klagers strafzaak. Het personeelslid kent de slachtoffers en hun ouders goed, waardoor één en ander nogal gevoelig ligt. Nu de einddatum van klagers detentie pas februari 2015 is, lijkt (tijdelijke) wegplaatsing van het personeelslid niet aan de orde,
te meer daar er allerlei oplossingen worden geboden om aan klagers behoefte aan behandeling tegemoet te komen. Indien een gedetineerde specialistische hulp behoeft, kan deze hulp in alle PPC’s ingehuurd worden. Het PPC Scheveningen zou een
gelijkwaardig
alternatief kunnen zijn, ook al heeft klager aangegeven dat hij niet naar het PPC Scheveningen wil verhuizen.
4. De beoordeling
4.1. Het PPC van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau. Het PPC Scheveningen is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat
de
directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch
overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
4.3. De beroepscommissie heeft bij uitspraak van 27 februari 2014 met nummer 13/3846/GB het beroep gericht tegen de beslissing tot ongegrondverklaring van klagers bezwaar tegen plaatsing in het PPC Scheveningen gegrond verklaard, de bestreden
beslissing vernietigd en de selectiefunctionaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, omdat de selectiefunctionaris onvoldoende had gemotiveerd waarom bekendheid met het personeel ertoe heeft geleid dat klager niet in het PPC van de p.i. Vught
geplaatst kon worden. De selectiefunctionaris heeft bij beslissing d.d. 14 maart 2014 (thans in beroep aan de orde) opnieuw het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
4.4. Gedetineerden worden zoveel mogelijk in hun eigen regio geplaatst. Slechts onder bepaalde omstandigheden zou dit er toe kunnen leiden dat een gedetineerde niet in een bepaalde inrichting geplaatst kan worden. Nu de selectiefunctionaris naar het
oordeel van de beroepscommissie voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom klager niet geplaatst kan worden in het PPC van de p.i. Vught, namelijk omdat het personeelslid in kwestie betrokken is geweest bij klagers strafzaak, de slachtoffers en hun
ouders goed kent en dit personeelslid als arbeidsmedewerker bij het arbeidsproces in het PPC van de p.i. Vught betrokken is, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris niet als onredelijk of onbillijk kan worden
aangemerkt. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat specialistische hulp in elk PPC ingeschakeld kan worden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 5 juni 2014.
secretaris voorzitter