Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0520/GB, 6 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:06-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/520/GB

Betreft: [klager] datum: 5 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.R.L.V.M. Kruik, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 december 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 april 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn. Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (VRIS-status). Op 18 november 2013 is hij overgeplaatst naar de gevangenis
van
de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid, onder a, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling).

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Hij stelt dat de bestreden beslissing zonder een daartoe strekkende bevoegdheid is genomen en dat daarom de bestreden beslissing niet in stand kan blijven. Klager heeft tot op heden geen
afschrift van de beslissing in primo ontvangen. Hij verwijst hierbij naar paragraaf 19, sub a van de Memorie van Toelichting behorende bij de Pbw, alinea’s 1 en 2. Daarmee is artikel 56, lid 2 sub a van de Pbw geschonden, nu klager eerst van zijn
raadsman moest vernemen dat bezwaar tegen de beslissing mogelijk is. Hiermee voldoet de besluitvorming, waarvan niet bekend is of deze op schrift staat, niet aan het vereiste van het bevatten van een schriftelijke deugdelijk gemotiveerde, kenbare
besluitvorming. Klager lijdt aan een depressieve stoornis en aan gezichtsverlies. Hij heeft veel steun aan consulten van zijn inrichtingsarts alsook bezoeken van zijn advocaat. Er ontstaan voor zijn advocaat, die kantoor houdt in Den Haag, aanzienlijke
bereikbaarheidsproblemen nu klager overgeplaatst is naar de p.i. Ter Apel. Het is voor klagers hoger beroep van belang dat hij te allen tijde zo spoedig mogelijk met zijn advocaat kan spreken in het kader van een eerlijke verdediging ex art. 6 Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens, te meer omdat klager niet kan lezen. Het dossier omvat thans negen ordners welke niet zomaar aan een andere advocaat kunnen worden overgedragen. Klager verwijst naar jurisprudentie met het kenmerk 12/3425/GB waarin
de beroepscommissie heeft geoordeeld dat in de onderhavige zaak het belang van een verdachte op adequate rechtsbijstand prevaleerde boven het justitiële belang om klager -bij ongewenstverklaring- direct te kunnen plaatsen in een inrichting voor
strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen. Hij doet voorts een beroep op de artikelen 3:4, 6:22, 7:2, 7:3 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep, in het bijzijn van zijn raadsman,
nader mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris heeft slechts één keuze waar het de plaatsing van mannelijke strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen betreft die in eerste aanleg veroordeeld
zijn en dat is de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Waar bij een aanbod van meerdere inrichtingen met eenzelfde bestemming het plaatsen in de buurt van de woonplaats van het bezoek een optie zou kunnen zijn, is deze keuzemogelijkheid er niet bij
plaatsing in een inrichting voor bijzondere opvang. De uitvoering van het beleid om voor genoemde categorie gedetineerden een speciale locatie aan te wijzen, weegt zwaarder dan eventuele problemen ten aanzien van de reisafstand van het bezoek.

4. De beoordeling
4.1. Klager wenst in de gelegenheid te worden gesteld het beroep, in het bijzijn van zijn raadsman, nader mondeling toe te lichten. Dit verzoek is echter niet nader onderbouwd. De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken voldoende
voorgelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek daarom af.

4.2. Voorop moet worden gesteld dat ingevolge art. 1:6 van de Awb de hoofdstukken 2 t/m 8 en 10 van die wet niet van toepassing zijn op de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen noch op de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende
maatregelen op grond van de Vreemdelingenwet. Waar de raadsman een beroep doet op de artikelen 3:4, 6:22, 7:2, 7:3 en 7:12 van de Awb, kan dat beroep om die reden dan ook niet slagen. Klager behoort tot de categorie strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen. Ingevolge artikel 20b van de Regeling worden vreemdelingen die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf geen rechtmatig verblijf meer hebben in Nederland in beginsel geplaatst in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen. De p.i. Ter Apel is een gevangenis waar gedetineerden met een VRIS-status ondergebracht kunnen worden. De door klager aangevoerde omstandigheden vormen onvoldoende reden op grond waarvan moet worden afgeweken van voormeld uitgangspunt.
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking genomen belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 5 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven