Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0352/GA, 4 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/352/GA

betreft: [klager] datum: 4 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 januari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, gehoord.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft op 6 mei 2014 schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, waarvan drie dagen voorwaardelijk, wegens de vondst van contrabande (een los scheermesje, een stukje schuurpapier, ijzerdraad en een
haak van een kleerhanger) op klagers cel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De disciplinaire straf is ten onrechte opgelegd aangezien klager op een meerpersoonscel verbleef en de aangetroffen
contrabande van zijn Poolse celgenoot was. Klager verbleef ongeveer een maand in de cel toen de contrabande werd aangetroffen. De Poolse celgenoot verbleef al langer in de cel. Er heeft geen controle plaatsgevonden voordat klager in de cel werd
geplaatst. Ook is hij er nooit op gewezen dat hij verantwoordelijk is voor de spullen die op de meerpersoonscel worden aangetroffen. De huisregels zijn hem nooit uitgereikt. Bovendien had het niets uitgemaakt als hij de huisregels wel had gekregen.
Klager vindt een gedeelde verantwoordelijkheid erg onredelijk. Wordt van hem verwacht dat hij in de spullen van zijn celgenoot gaat zoeken? De contrabande was voor klager immers niet zichtbaar, want het zat in de spullen van zijn celgenoot verstopt.
Het mesje zat in een blik rookwaar en klager rookt niet eens. Alleen het ijzerdraad bevond zich achter het rubber van de gezamenlijke koelkast. Het is klagers eerste detentie en hij had zich nooit gerealiseerd dat daar dingen konden worden verstopt.
Verder is het niet correct dat klager is gehoord in aanwezigheid van zijn Poolse celgenoot. Hij durfde uit vrees voor de celgenoot niet te zeggen dat de contrabande van de celgenoot was. Ook is de beslissing direct na het horen uitgereikt. De
beslissing
was dus al genomen. Eerder kreeg klager complimenten over zijn cel. Hij heeft alleen maar schone urinecontroles gehad. Hij beroept zich op de European Prison Rules.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. De directeur verwijst naar hetgeen in beklag is aangevoerd. Wanneer twee gedetineerden op een meerpersoonscel
verblijven, wordt uitgegaan van een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de op de cel aanwezige zaken. Gedetineerden krijgen bij binnenkomst in de inrichting een set huisregels. Er wordt zoveel mogelijk geprobeerd rokers bij rokers op cel te
plaatsen.
Het kan echter soms voorkomen dat een roker en niet-roker bij elkaar worden geplaatst. De gedetineerde wordt altijd eerst gehoord alvorens een disciplinaire straf wordt opgelegd. Daarnaast wordt vaak navraag gedaan bij het personeel naar het gedrag van
de gedetineerde en wordt de rapporteur, indien aanwezig, naar zijn bevindingen gevraagd. Zomaar iemand straffen gebeurt dus niet. Een beschikking wordt nooit van te voren al opgemaakt.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a. jo. Artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur de gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte, indien hij feiten begaat die
onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Op grond van artikel 51, vijfde lid, van de Pbw dient de gedetineerde verantwoordelijk te kunnen worden gesteld voor
de begane feiten.

Vast is komen te staan dat op klagers cel een scheermesje, een stukje schuurpapier, ijzerdraad en een haak van een kleerhanger zijn aangetroffen. Klager verbleef op een meerpersoonscel met een medegedetineerde. De beroepscommissie is van oordeel dat in
beginsel beide gedetineerden verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de vondst van contrabande op de meerpersoonscel, tenzij aannemelijk is dat een gedetineerde geen enkel verwijt treft. Klager heeft aangevoerd dat hij is gehoord in aanwezigheid
van zijn Poolse celgenoot en dat hij uit angst voor de celgenoot niet durfde te verklaren dat de contrabande van de celgenoot was. De beroepscommissie is van oordeel dat klager en zijn celgenoot apart gehoord hadden moeten worden, teneinde beide
gedetineerden in staat te stellen vrijuit een verklaring af te leggen. Uit het schriftelijke verslag van de celinspectie blijkt niet waar de contrabande feitelijk is aangetroffen. Gelet op de omstandigheid dat door klager onweersproken is aangevoerd
dat
de contrabande is gevonden in een blik rookwaar van de celgenoot dan wel niet zichtbaar was verstopt achter het rubber van de gezamenlijke koelkast, is de beroepscommissie verder van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klager op de hoogte was
van de aanwezigheid van de contrabande op de cel. Gelet daarop kon klager hiervoor niet verantwoordelijk worden gesteld en ingevolge artikel 50, vijfde lid, van de Pbw niet worden gestraft. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard, de uitspraak
van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de opgelegde disciplinaire straf geheel voorwaardelijk was opgelegd, ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan
klager.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.M. Boone, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 4 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven