Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0530/GB, 3 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/530/GB

Betreft: [klager] datum: 3 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Bakker, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 februari 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 15 november 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat zijn veiligheid nog steeds en onverkort in gevaar is en stelt dat de selectiefunctionaris ten onrechte zijn detentieverleden een overwegende rol heeft laten spelen. Het
proces-verbaal in de strafzaak waarin klager tot 16 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf is veroordeeld, geeft blijk van een zeer concrete en serieus te nemen aanwijzing dat er een aanslag op klager wordt beraamd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Klager stelt dat hij door gedetineerden bedreigd wordt. Deze gedetineerden zijn inmiddels met ontslag of nemen deel aan een penitentiair programma. De
directeur
van de inrichting heeft ernstige vermoedens dat klager niet de juiste informatie verstrekt. De advocaat van klager heeft het proces-verbaal waar hij naar verwijst niet overgelegd. Er is ook geen GRIP informatie voorhanden waaruit de bedreiging blijkt.
Er is derhalve geen noodzaak aanwezig voor een overplaatsing. De inrichting wekt de indruk dat het hier gaat om een regulier overplaatsingsverzoek, waarbij klager probeert het verzoek kracht bij te zetten door voor te wenden dat hij zich bedreigd
voelt.
Het overplaatsingsverzoek volgde op de beslissing hem terug te plaatsen in een basisregiem. Aan klager is vanwege de vele positieve urinecontroles in het kader van DBT de kleurcode rood toegewezen. Een overplaatsing zou overigens betekenen dat hij in
een andere inrichting ook weer in het basisregiem wordt geplaatst. Het feit dat het gedrag door het gebruik van verboden middelen te wensen overlaat, heeft tot een negatief advies van de directeur geleid.

4. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep nader mondeling toe te lichten, dat verder niet is toegelicht, af.

De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Uit het selectieadvies van de directeur van de
inrichting is niets gebleken omtrent een bedreiging van klager door medegedetineerden en overigens geeft klager aan dat zij inmiddels niet meer in de inrichting verblijven. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 3 juni 2014

secretaris voorzitter

Naar boven