nummer: 13/4269/TA
betreft: [klager] datum: 2 juni 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
het hoofd van het hoofd van FPC de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 27 november 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. van Veen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van een gouden hanger van klagers ketting.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis ontkleed en zijn gouden ketting is aan het meegekomen personeelslid overhandigd. In de hectiek van het moment heeft het personeelslid niet gezien of de twee hangers die aan de gouden ketting zaten er
nog aan zaten. Op de stafkamer van klagers afdeling is de ketting in zijn geheel in een enveloppe gedaan en de enveloppe is gesloten. Bij klagers terugkomst in de inrichting is hem de gesloten enveloppe overhandigd. De wet vereist niet dat in
dergelijke
situaties door de inrichting dient te worden genoteerd wat wordt ingenomen. Van een inbeslagname ex artikel 23, vierde lid, Bvt was geen sprake. Verzocht wordt het beroep gegrond en de klacht alsnog ongegrond te verklaren.
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Op 4 juni 2013 kreeg klager last van zijn hart, nadat hij was teruggekeerd van de patio. Volgens klager heeft hij nog enige tijd in de inrichting gelegen. Vervolgens is hij met de ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Volgens klager is zijn ketting
toen hij nog op de afdeling lag, verdwenen. Klager heeft dit gehoord van medebewoners, die gezien hebben dat de ketting werd weggenomen. Klager is negentig minuten gereanimeerd en veel is langs hem heen gegaan. De gezondheid van klager is nu redelijk.
Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de beroepscommissie inzake de vermissing van goederen bij overplaatsing. Indien er geen registratie documenten zijn wordt de klacht gegrond verklaard. De hectiek was inmiddels voorbij, want klager was al in het
ziekenhuis. De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming toegekend en aan klager dient € 150,= te worden toegekend.
Op 16 mei 2014 is de verlengingszitting van klagers tbs.
3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat het personeelslid M. met klager is mee gegaan naar het ziekenhuis, maar zij is niet met klager in dezelfde ambulance meegereden. Op de spoedeisende hulp van het Radboud ziekenhuis is klager ontkleed en tijdens de hectiek van
het reanimeren c.q. stabiliseren is de ketting aan het personeelslid [...] gegeven. Zij heeft niet gezien of de beide hangers er nog aan zaten. Gebleken is dat één van de gouden hangers die aan de ketting zaten niet in de enveloppe zat.
De beroepscommissie is van oordeel dat op het moment dat eigendommen van een verpleegde in het ziekenhuis door personeel van het ziekenhuis aan een personeelslid van de inrichting worden overhandigd, in beginsel de aansprakelijkheid voor de voorwerpen
overgaat op het hoofd van de inrichting. Juist om situaties als de onderhavige te voorkomen dient geregistreerd te worden, welke goederen door een personeelslid in ontvangst zijn genomen, indien de situatie dit toelaat. Dat is in dit geval niet
gebeurd.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het personeelslid de ketting in een gesloten enveloppe heeft gedaan die in de inrichting is bewaard op de stafkamer.
De beroepscommissie is van oordeel dat gelet op het bijzondere omstandigheden van het geval, de hectiek van de overbrenging van klager naar het ziekenhuis, het reanimeren en tegen de achtergrond van klagers levensbedreigende toestand het feit dat de
medewerkster van de inrichting niet heeft genoteerd wat haar precies is overhandigd in dit geval niet aan de inrichting kan worden tegengeworpen.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. M. Daniel MPM en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op
secretaris voorzitter