Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1713/GB, 27 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1713/GB

Betreft: [klaagster] datum: 27 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.P.J. van Riel, namens

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 15 mei 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de oproep zich op 27 mei 2014 te melden in de locatie Ter Peel te Sevenum ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 1 mei 2014 is klaagster opgeroepen zich op 27 mei 2014 te melden in de locatie Ter Peel voor het ondergaan van een gevangenisstraf van 89 dagen. Op 7 mei 2014 heeft klaagster hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 15 mei 2014 ongegrond is
verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster heeft inmiddels een vaste betrekking bij [...]. Indien klaagster de te executeren vrijheidsstraf dient te ondergaan, zal dit leiden tot verlies van haar werk. De werkgever heeft dit per schriftelijke verklaring bevestigd. Voorts is een
gratieverzoek ingediend en daaruit blijkt het grote belang dat er voor klaagster op het spel staat, indien zij zich zal moeten melden. Verzocht wordt opschortende werking toe te kennen aan de indiening van het gratieverzoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Thans wordt aangevoerd dat ontslag dreigt als klaagster niet op het werk verschijnt. Waar klaagster heeft aangegeven dat zij zich op 27 mei 2014 niet kan melden in verband met kinderen en werk zou daarvan ook in een later stadium sprake zijn en uitstel
biedt geen oplossing. Klaagster is al sinds februari 2014 bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging en zij heeft ruim de tijd gehad om maatregelen en voorzieningen te treffen om de gevolgen van de tenuitvoerlegging op te vangen. Zij heeft de
gelegenheid gehad om ook op haar werk voorzieningen te treffen. Uit de beschikbare informatie is gebleken dat vooralsnog geen sprake is van opschortende werking van het gratieverzoek.

4. De beoordeling
De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Bij brief van 19 februari 2014 is klaagster bericht dat zij in aanmerking komt voor de zogenaamde zelfmeldprocedure. Klaagster heeft schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden voor het ondergaan van de
gevangenisstraf
en was derhalve reeds vanaf dat moment bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging.
De beroepscommissie is van oordeel dat klaagster voldoende gelegenheid heeft gehad om ten aanzien van haar werk te anticiperen op de aankomende detentie. Voorts biedt uitstel van de oproepdatum geen oplossing voor klaagsters vaste betrekking. Klaagster
heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er andere zwaarwegende belangen zijn die tot uitstel van de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf nopen.
Namens klaagster wordt verzocht opschortende (of schorsende) werking aan de indiening van een gratieverzoek te verlenen. Het hoort echter niet tot de taak en bevoegdheid van de beroepscommissie daarover te beslissen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 27 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven