Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3533/GA, 20 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3533/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Rotgans, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 oktober 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. E. Kok, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Sittard.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze is opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet doorbetalen van het ‘normale’ arbeidsloon in de volle omvang zoals klager dit genoot maar slechts een loonvervangende tegemoetkoming voor twintig uur per week.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht, zakelijk weergegeven:
Klager kent het standpunt van de beroepscommissie inzake de doorbetaling van arbeidsloon bij arbeidsongeschiktheid. Uitgangspunt is daarbij dat de loonvervangende tegemoetkoming (ter hoogte van 80% van het basisuurloon) wordt berekend over het
standaard
aantal uren dat gewerkt wordt. Klager hoopt evenwel dat de beroepscommissie daar in dit geval van wil afwijken. Klager heeft eerder wel gewerkt tijdens zijn ziekte. Op enig moment is het geopereerd en mocht toen niet meer werken. Tot dat moment had hij
een inkomstenbron binnen de inrichting. Hij werkte toen aanmerkelijk meer dan de vier uur per dag die hij nu uitbetaald krijgt. De uitkering zou daarom tenminste op het werkelijk gewerkte aantal uren moeten worden gebaseerd. Dat is hem feitelijk ook
toegezegd door een inrichtingsmedewerker. Als dat zou gebeuren, wordt recht gedaan aan de door de Minister en Staatssecretaris voorgestane meer individuele benadering van gedetineerden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht, zakelijk weergegeven:
Klager heeft tegenover de directeur of de beklagcommissie niet gemeld welke (specifieke) medewerker hem een toezegging zou hebben gedaan over doorbetaling van arbeidsloon. Overigens geldt dat, als een personeelslid al een of andere toezegging zou
hebben
gedaan, die toezegging onbevoegd zou zijn gedaan. De regeling met betrekking tot het arbeidsloon staat vermeld als bijlage bij huisregels en de in de inrichting verblijvende gedetineerden kunnen daarvan op de hoogte zijn. Nu liggen deze huisregels in
iedere verblijfsruimte. Toen lagen zij in ieder geval in de teamkamer van iedere afdeling en in de inrichtingsbibliotheek. Hoewel de directeur begrijpt dat klager een probleem heeft met zijn terugval in arbeidsloon, is dit de voor iedere gedetineerde
geldende algemene regel. Klager krijgt een loonvervangende tegemoetkoming waarbij wordt uitgegaan van het basisuurloon voor twintig uur arbeid per week.

3. De beoordeling
Klager heeft gesteld dat hem, nadat hij arbeidsongeschikt werd verklaard, door een personeelslid de toezegging zou zijn gedaan dat hij het voor hem toen geldende arbeidsloon zou krijgen doorbetaald. Naar het oordeel van de beroepscommissie staat niet
vast dat deze toezegging is gedaan. Overigens zou klager, die moet worden verondersteld ook toen reeds bekend te zijn geweest met de geldende wettelijke regeling, aan zodanige toezegging niet het gerechtvaardigd vertrouwen hebben kunnen ontlenen dat
hem
door de directeur een andere (hogere) loonvervangende uitkering zou worden uitgekeerd dan is vastgelegd in de Regeling arbeidsloon gedetineerden (d.d. 24 december 1998, kenmerk 730386/98/DJI, Stct. 1998, 248, zoals nadien gewijzigd) en in bijlage 2
(Regeling Arbeidsloon) van de huisregels van de locatie Sittard.
Hetgeen door klager in beroep is aangevoerd kan daarom niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd, met aanvulling
van
de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 20 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven