Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0091/GA en 14/199/GA, 20 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/91/GA en 14/199/GA

betreft: [klager] datum: 20 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een tweetal uitspraken van 7 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 april 2014, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught.

De directeur heeft bij brief van 24 april 2014 schriftelijk nadere informatie gegeven. Deze informatie is ter kennis gebracht aan klager en zijn raadsman.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. ontzegging van de toegang tot de inrichting van een bepaalde bezoeker op 7 november 2014, omdat hij niet piepvrij door de detectiepoort kon komen
(14/91/GA);
b. ontzegging van de toegang tot de inrichting van klagers bezoekster op 14 november 2013 omdat zij zich te laat bij de portier hebben gemeld;
(14/199/GA)

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van onderdeel a.
Klagers neefje wilde klager komen bezoeken. Hij droeg toen een truitje met daarin een metalen plaatje verwerkt. Hij kreeg toen te horen dat hij de inrichting niet binnen mocht. Klagers neefje heeft aangeboden dat truitje (hij droeg er een T-shirt
onder)
uit te trekken. Dat werd hem niet toegestaan. Klager begrijpt dat niet. Er waren andere mogelijkheden om de bezoeker binnen te laten. Er had gebruik gemaakt kunnen worden van een handdetector.
Ten aanzien van onderdeel b.
Voorheen bestond in de inrichting de mogelijkheid van avondbezoek. Bezoekers mogen te laat komen. Uitgangspunt is dat bezoek maximaal veertig minuten te laat op bezoek mag komen. Voordat die termijn was verstreken, werd aan klager al medegedeeld dat
het
bezoek geen doorgang zou vinden omdat het bezoek te laat was. Klagers broer, die hem toen kwam bezoeken, heeft tegenover klager verteld dat hij zich omstreeks 18.30 bij de portier gemeld heeft. Klager heeft nog met de portier gebeld en die verklaard
dat
er een vergissing gemaakt was. De portier was er toen van uitgegaan dat bezoekers een half uur voor einde van het bezoekmoment niet meer toegelaten mocht worden.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van onderdeel a.
De directeur persisteert bij hetgeen in beklag is aangevoerd. Handdetectie is, gelet op de arbeidsintensiviteit daarvan voor het personeel, bij regulier bezoek niet mogelijk. Iedere bezoeker wordt vooraf geïnformeerd over de toegangsprocedure. Alleen
in
die gevallen waarin sprake is van metaal dat bij medische ingrepen is ingebracht, wordt een alternatieve procedure toegepast. De directeur kan op klagers stelling dat de bezoeker zijn truitje niet mocht uittrekken en buiten detectie achterlaten niet
dadelijk een antwoord geven. Op dit punt heeft de directeur navraag gedaan. Indien bezoekers de eerste keer niet piepvrij door de controle komen, krijgen zij de gelegenheid (buiten de inrichting) de kleding te wisselen. Is er sprake van een ondershirt
of 2e shirt, dan is het toegestaan het shirt met metaal uit te doen en in een locker op te bergen. De bezoeker moet wel deugdelijk gekleed zijn bij het betreden van de bezoekzaal. Er is geen reden om aan te nemen dat het personeel in dit geval anders
zou hebben gehandeld.
Ten aanzien van onderdeel b.
Aan bezoekers wordt gemeld dat zij er in beginsel voor moeten zorgen dat zij zich ongeveer 25 minuten voor aanvang van het bezoekmoment bij de portier dienen melden. De toegangsprocedure vergt enige tijd en doordat mensen er vroegtijdig zijn kan de
volle bezoektijd worden benut. Het uiterste moment waarop bezoekers zich bij de portier mogen melden is 25 minuten vóór het einde van het bezoekmoment. Dat is het meetmoment. De directeur heeft reden om aan te nemen dat de geregistreerde tijd van 18.40
onjuist zou zijn. Deze lijst wordt overgenomen van een bezoeklijst en mogelijk is bij het overschrijven een schrijffout gemaakt die is doorgehaald en hersteld

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraken van de beklagrechter. Die uitspraken zullen daarom worden vernietigd. De weigering om bepaalde bezoekers toe te laten tot het bezoek is een namens de directeur (ook) jegens klager genomen
beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Klager is daarom in beide gevallen ontvankelijk in zijn beklag.

Ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
Uit de nadere inlichtingen van de directeur, waarin het toegangsbeleid voor bezoekers nader is toegelicht, wordt voldoende aannemelijk dat, indien een bezoeker bij de eerste poging niet ‘piepvrij’ door de detectiepoort komt, deze in de gelegenheid
wordt
gesteld om (buiten de inrichting) van kleding te wisselen dan wel om het betreffende kledingstuk op te bergen in een locker vóór de detectiepoort. Enige eis daarbij is dat de betreffende bezoeker behoorlijk gekleed de bezoekruimte moet kunnen betreden.
Tegenover de stelling van klager dat zijn bezoeker onder zijn truitje een T-shirt droeg en heeft aangeboden zijn truitje, uit te doen maar dat hij daartoe niet in de gelegenheid is gesteld, heeft de directeur slechts gesteld dat hij geen reden heeft om
aan te nemen dat het personeel van de geldende procedure is afgeweken. Die enkele aanname acht de beroepscommissie, mede gelet op het feit dat de directeur in zijn reactie op het beklag heeft aangegeven dat het uittrekken van het T-shirt niet is
toegestaan terwijl de (niet ondertekende) “mededeling geweigerd bezoek” slechts vermeld “Opmerking: dhr. Kwam niet piepvrij, door zijn t-shirtje”, te weinig om te kunnen oordelen dat dús de hiervoor genoemde voorgeschreven procedure is gevolgd en dat
de
bezoeker in de gelegenheid is gesteld het betreffende kledingstuk uit te doen. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing jegens klager als onredelijk of onbillijk moet worden aangemerkt. Het beklag is daarom gegrond.

De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 7,50.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag.
Op grond van hetgeen ter zitting door de directeur naar voren is gebracht en uit het procesdossier, is aannemelijk dat de betreffende bezoekster zich zo niet tijdig bij de inrichting heeft gemeld dat voor het brengen van een bezoek aan klager. De
verklaring van de directeur omtrent de wijziging van het op de bezoekerslijst vermelde toegangstijdstip van klagers bezoekster acht de beroepscommissie aannemelijk. Gelet daarop kan de beslissing om die bezoekster niet toe te laten – bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen – niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt beide uitspraken van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, verklaart de klacht onder a. gegrond en de klacht onder b. ongegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Waarden, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven