Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0115/GA, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/115/GA

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie,

gericht tegen een uitspraak van 6 januari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, ingaande op 22 februari 2013, wegens de weigering mee te werken aan een urinecontrole en het nadien verstoren van de
orde en veiligheid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en (nog) geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Door de onduidelijkheid van het beklag is een en ander onjuist geïnterpreteerd. Er is duidelijke verslaglegging in het rapport van 22 februari 2013.
Ook in de schriftelijke mededeling van de directie, waarin wordt verwezen naar het verslag, zijn de redenen voor het opleggen van een disciplinaire straf uiteengezet. De schriftelijke mededeling is gerectificeerd omdat hierin foutieve data en tijden
waren vermeld. De handelwijze was zeer zorgvuldig.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Naar aanleiding van het verslag van 21 februari 2013 is klager in verband met agressief gedrag tegenover personeel door de directeur een disciplinaire straf opgelegd van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder
televisie, waarvan drie dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie maanden, ingaande 21 februari 2013 om 15.45 uur.

Naar aanleiding van het verslag van 22 februari 2013 is klager in verband met het weigeren mee te werken aan een urinecontrole door de directeur een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel,
zonder televisie, met vermelding dat deze straf zal ingaan op 22 februari 2013 om 15.15 uur. Nu in deze laatste beslissing is overwogen dat deze straf van vijf dagen ten uitvoer wordt gelegd in aansluiting op de huidige straf – de straf van zes dagen,
waarvan drie dagen voorwaardelijk – moet de vermelding van de ingangsdatum worden aangemerkt als een kennelijke misslag.

Aan de mededeling disciplinaire straf van de directeur van 22 februari 2013 kleeft nog een onduidelijkheid. Immers, waar het rapport enkel rept van een weigering mee te werken aan een urinecontrole, overweegt de directeur dat de straf is opgelegd in
verband met het verstoren van de orde en veiligheid, waarna wordt overwogen dat klager niet wilde meewerken aan de afname van een urinecontrole. Niet duidelijk is of de directeur andere feiten en/of omstandigheden aan de disciplinaire straf ten
grondslag heeft gelegd dan die in het bijbehorende rapport worden weergegeven, dan wel dat de directeur enkel wilde overwegen dat een weigering mee te werken aan een urinecontrole verstoring van de orde en veiligheid met zich brengt.

Op 26 februari 2013 deelt de directeur klager mede dat naar aanleiding van een schriftelijk verslag van 26 februari 2013, dat zich overigens niet bij de stukken bevindt, na door hem te zijn gehoord, klager een straf wordt opgelegd van vijf dagen
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, ingaande op 24 februari 2013 om 15.45 uur. De beroepscommissie overweegt dat een disciplinaire straf niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd. De overwegingen die aan
deze beslissing ten grondslag worden gelegd zijn dat in de beschikking van 22 februari 2013 in verband met het weigeren mee te werken aan een urinecontrole, vermeld staat dat de straf ten uitvoer wordt gelegd na klagers huidige straf en dat de
ingangsdatum niet correct is, met vermelding van de juiste ingangsdatum. De directeur heeft aangegeven dat deze laatste beslissing als rectificatie moet worden aangemerkt.

Klager had ervan op de hoogte kunnen zijn dat zijn tweede disciplinaire straf in aansluiting op zijn eerste zou worden tenuitvoergelegd, zoals in de tweede beslissing is overwogen.
De foute vermelding van de ingangsdatum, die mogelijk verwarring heeft geschapen, is de directeur tegen te werpen. Evenzo de rectificatie, die enkel ingehouden zou behoeven te hebben dat in de eerdere beschikking een kennelijke verschrijving heeft
plaatsgevonden, met vermelding van datum beslissing en verbetering van deze misslag.

Het standpunt van de directeur dat hij al met al kan stellen dat er een zeer zorgvuldige handelwijze is geweest, kan de beroepscommissie niet delen. Het beroep zal dan ook, met wijziging van de gronden, ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven