Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0453/JA, 2 juni 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/453/JA

betreft: [klager] datum: 2 juni 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op 18 september 1995, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 februari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 mei 2014, gehouden in de j.j.i. De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist is klager gehoord.
De directeur van de j.j.i. De Hartelborgt heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het in bewaring houden van een horloge van het merk Breitling.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de afgelopen jaren zijn diverse horloges en andere persoonlijke eigendommen zonder problemen ingevoerd. Drie à vier andere jongeren hebben een
afstandsverklaring getekend waardoor de inrichting niet aansprakelijk is voor hun horloge. Deze jongeren mogen wel een duur horloge à € 20.000,= of € 14.500,= in het bezit hebben. Klager wil ook zo’n afstandsverklaring tekenen, maar de unitleider heeft
hem gezegd dat de inrichting dat liever niet wil. Klager begrijpt niet wat het verschil tussen hem en die andere jongeren is en is daarom in beklag gegaan. Het horloge van het merk Breitling wil hij in zijn bezit hebben, omdat dit horloge een
emotionele
waarde voor hem heeft. Hij heeft dit horloge gekregen van zijn vriendin die in Antwerpen verblijft. Het kan zijn dat anderen denken dat hij een drugsbaron of zo is als hij een dergelijk duur horloge draagt, maar klager verzamelt nu eenmaal dure
horloges en draagt dure kleding. Hij koopt geen dingen die hij niet mooi vindt. Hij heeft nu acht horloges, waarvan de goedkoopste € 8000,= kost. Hij zal deze horloges nooit verkopen. Hij heeft veel geld en heeft geen geld van anderen nodig. Zijn
duurste horloge, van het merk Piquet, moet nog komen. Een dergelijk horloge kost nieuw € 120.000,= en tweedehands € 48.500,=.
Klager weet dat het horloge van het merk Breitling bij hem veilig is. Iedereen weet wie hij is. Klager weet dat niemand iets van hem zal stelen, omdat dat heel dom zou zijn. Alle jongeren zitten met een bepaalde reden binnen. Geen van de jongeren in de
inrichting heeft binnen een bepaalde status. Iedereen draagt dure kleding, bijvoorbeeld van het merk Gucci. Niemand vindt het bijzonder dat klager dure horloges verzamelt. Klager begrijpt daarom niet waarom het horloge door de inrichting als een
statussymbool wordt gezien. Hij verblijft op dit moment (tot 28 mei 2014) in het Pieter Baan Centrum en daar mag hij het horloge gewoon dragen. Hij draagt het horloge ter zitting, omdat hij netjes voor de beroepscommissie wil verschijnen. Klager toont
de beroepscommissie het horloge. Er zitten bepaalde functies op, maar geen communicatiemogelijkheid. Dit horloge is legaal in de winkel gekocht voor een bedrag van € 13.500,=.

Namens de directeur is in beroep gemeld niets te willen toevoegen aan het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Vast staat dat de directeur het niet wenselijk acht om in een pedagogisch leefklimaat klager een horloge te laten dragen waar status aan ontleend kan worden en dat de groepsleiders het daarenboven met het oog op klagers behandeling en persoonlijke
ontwikkeling niet wenselijk achten dat klager zijn ‘identiteit’ ontleent aan een statusvoorwerp, zoals een horloge van het merk Breitling. Aan het niet in het bezit mogen hebben van dit horloge liggen derhalve behandelinhoudelijke overwegingen ten
grondslag. Reeds op die grond heeft de directeur in redelijkheid het bezit van dit horloge aan klager kunnen weigeren. Het in bewaring houden van het horloge kan daarom niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.
Klager vindt het niet eerlijk dat hij, in tegenstelling tot drie à vier andere jongens, geen duur horloge mag dragen en geen verklaring mag tekenen dat de inrichting niet aansprakelijk is voor zijn horloge. Als daarvan sprake is - de directeur heeft
zich in beklag en beroep daarover niet uitgelaten - , overweegt de beroepscommissie dat zwaarder gewicht toekomt aan het pedagogische leefklimaat en de hierboven genoemde behandelinhoudelijke overwegingen. Een individueel behandelplan kan inhouden dat
klager iets niet mag wat andere jongeren wel mogen. De beroepscommissie is overigens niet bevoegd te treden in de door de inrichting voorgestane behandeling van jongeren, en daarom ook niet in de voorgestane behandeling van klager.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, prof. dr. F. Boer en dr. J.J. Kole, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 juni 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven