Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4047/GA, 1 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4047/GA

betreft: [klager] datum: 1 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. van Megen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 november 2013 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.C. van Megen, gehoord.
De directeur van de p.i. Leeuwarden heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel, met ingang van 11 augustus 2013, voor de duur van veertien dagen, in afwachting van de resultaten van het onderzoek naar het geweldsincident van 4
augustus 2013 en in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting en de eigen veiligheid van klager en
b. overplaatsing van klager naar een andere, zwaarder beveiligde, inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De ordemaatregel van 11 augustus 2013 is een verlenging van een eerdere aan klager opgelegde ordemaatregel. Klager is
alvorens de maatregel op 11 augustus 2013 werd opgelegd, niet gehoord. Verder is de ordemaatregel ten onrechte opgelegd. Klager ontkent dat hij in de cel van de heer M. is geweest. Medegedetineerden bevestigen dit. Na het incident zijn sommige
gedetineerden meteen in afzondering geplaatst. Klager heeft echter nog rondgelopen op de afdeling en hij heeft nog bezoek ontvangen alvorens hij in afzondering werd geplaatst. Er was derhalve geen noodzaak hem in afzondering te plaatsen. Ook is niet
gemotiveerd waarom het in het belang van klagers eigen veiligheid was de ordemaatregel aan hem op te leggen. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie van 29 januari 2014, nr.13/3796/GA. Gedurende het politieonderzoek is klager twee
dagen
in verzekering gesteld. Nadat de vordering van de Officier van Justitie door de rechter-commissaris was afgewezen, wegens het ontbreken van ernstige bezwaren, heeft de ordemaatregel nog één dag geduurd. Daarna is klager overgeplaatst naar een andere
inrichting. Uit dagrapportages blijkt echter dat al vrij snel duidelijk was dat klager niet betrokken is geweest bij het incident. De ordemaatregel had dan ook eerder moeten worden beëindigd. Voorts verwijst klager naar de reactie van de directeur in
een andere beklagzaak waarin is vermeld dat uit onderzoek is gebleken dat hij niet aantoonbaar bij de confrontatie is betrokken. Hij is zijn baan als reiniger en zijn Gedeco-lidmaatschap kwijtgeraakt. De problemen speelden al een jaar en klager heeft
het personeel hier juist voor gewaarschuwd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 57, eerste lid, van de Pbw dient de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, alvorens hij beslist omtrent de plaatsing in afzondering en de verlenging hiervan, als bedoeld in artikel 24, eerste lid,
van de Pbw in samenhang met artikel 23, eerste lid, onder a. of b., van de Pbw.

In de schriftelijke mededeling van 8 augustus 2013 is vermeld dat klager niet is gehoord, omdat hij reeds is gehoord voor oplegging van de eerste ordemaatregel en het onderzoek nog niet is afgerond. Nu de wet vereist dat een gedetineerde ook wordt
gehoord indien wordt beslist tot verlenging van de ordemaatregel, zal de beroepscommissie het beroep reeds hierom gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal aan klager een
tegemoetkoming toekennen. In verband met de hoogte van de toe te kennen tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat zij van oordeel is dat de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel in afwachting van de uitkomsten van het politieonderzoek
niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie merkt hierbij op dat het voor kan komen dat de oplegging van een ordemaatregel naar aanleiding van een incident aan een groep gedetineerden ook gedetineerden raakt van wie
later
blijkt dat zij niet bij het incident betrokken waren. Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat de opgelegde ordemaatregel langer dan noodzakelijk heeft geduurd en eerder had moeten worden beëindigd. Hierbij zijn
de namens klager overgelegde dagrapportages en de brief van de directeur van 25 september 2013 (in een andere beklagzaak) in aanmerking genomen. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie de tegemoetkoming vaststellen op € 35,=. Voor zover klager
in beroep heeft aangevoerd ten onrechte overgeplaatst te zijn naar een andere inrichting, overweegt de beroepscommissie dat geen sprake is van een beslissing van de directeur nu de selectiefunctionaris op grond van artikel 15, derde lid, van de Pbw
beslist over de plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Klager zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 35,=.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep ten aanzien van b.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 1 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven