Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1670/GV, 22 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1670/GV

betreft: [klager] datum: 22 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A. Oosterveen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 mei 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven toegelicht. Klagers vriendin is hoogzwanger van hun tweede kind. Zij is op 22 mei 2014 uitgerekend. Klager wil graag bij de bevalling aanwezig zijn en zijn vriendin gedurende de eerste dagen
ondersteunen. Klagers belang is evident en zou zwaarder moeten wegen dan het belang van voortduring van de lijfsdwang. Hij ondergaat lijfsdwang in verband met een ontnemingsvordering die werd opgelegd toen hij 15 of 16 jaar oud was. Aangezien klager
helemaal niets heeft, is dit een pressiemiddel dat geen enkel effect heeft. Hij heeft inmiddels verzoeken ingediend bij de rechtbank tot opheffing van de lijfsdwang en kwijtschelding van de ontnemingsvordering. Bovendien is klagers verzoek eerder wel
toegewezen door de Staatssecretaris. Deze beschikking is ook wel degelijk aan hem uitgereikt. Klager zal proberen deze beschikking alsnog toe te zenden. Verder is het juist dat klagers vreemdelingendocument is verlopen. Hij heeft echter wel een
verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Hij heeft een vreemdelingendocument aangevraagd, maar blijkbaar is iets mis gegaan. Hij kon niet eenvoudig in vrijheid zijn verblijfsdocument vernieuwen. Klager heeft echter wel een Marokkaans paspoort en een
geldig Nederlands rijbewijs. Voorts is klager het niet eens met het negatieve advies van de politie. Klager bestrijdt dat hij zich bij de geboorte van zijn eerste kind niet aan de afspraken heeft gehouden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven –toegelicht. Klager heeft het nog ongeboren kind op 6 mei 2014 erkend. De directeur van Detentiecentrum Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien
van
de aanvraag. Bij binnenkomst in de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel bleek echter dat klager geen geldig verblijfsdocument heeft. Hij heeft naar eigen zeggen drie weken geleden een nieuw verblijfsdocument aangevraagd, maar navraag
bij de IND leert dat geen aanvraag is ontvangen. Daarnaast is sprake van een negatief politieadvies waarin wordt vermeld dat klager veelvuldig bij de politie in beeld is geweest en hij, als hij wordt aangesproken op zijn gedrag recalcitrant, bedreigend
en intimiderend reageert. Hij is meerdere malen met verzet aangehouden en meerdere malen met verdovende middelen op zak. Afspraken die klager eind 2012 rond de geboorte van zijn eerste kind met de politie had gemaakt, is hij niet nagekomen. Ook klagers
gedrag in detentie is niet onbesproken. Voorts heeft klager volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister nog twee openstaande zaken, waaronder belediging van een politieambtenaar. Klager is voor beide zaken gedagvaard. Klager stelt
dat
hij eerder een positieve beslissing op zijn verzoek heeft ontvangen. Telefonische navraag bij het BSD van de locatie Hoogvliet heeft uitgewezen dat er geen positieve beschikking aan klager is uitgereikt, maar hij wel op de hoogte was van een eerdere
mogelijke positieve beslissing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van Detentiecentrum Alphen aan den Rijn heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager ondergaat lijfsdwang voor de duur van 120 dagen wegens het niet voldoen aan zijn betalingsverplichting in verband met een opgelegde vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ter hoogte van € 18.270,=. De einddatum van zijn
detentie is 18 juli 2014.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat zijn vriendin zwanger is van hun eerste kind en klager graag bij de bevalling aanwezig wil zijn en hij haar de eerste dagen daarna wil ondersteunen. Klagers vriendin is uitgerekend op 22 mei 2014. Op
grond van artikel 1, onder q van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Uit artikel 1, onder s en t, van de Pbw komt naar
voren
dat de lijfsdwang niet wordt aangemerkt als een vrijheidsstraf, maar een als een vrijheidsbenemende maatregel. Dit strookt met artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht waarin eveneens is bepaald dat de lijfsdwang als een maatregel wordt
aangemerkt. Strafonderbreking van de lijfsdwang is derhalve niet mogelijk. Dit is overigens verklaarbaar gelet op het karakter van lijfsdwang, dat bedoeld is als pressiemiddel om aan een betalingsverplichting te voldoen. Voor zover namens klager is
aangevoerd dat zijn verzoek eerder wel is toegewezen door de Staatssecretaris en die beschikking ook aan hem is uitgereikt, overweegt de beroepscommissie dat niet gebleken is van een dergelijke beslissing. Voor zover daarvan inderdaad sprake is, doet
dat niet af aan het feit dat strafonderbreking van lijfsdwang wettelijk niet mogelijk is. Reeds hierom zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie nog het volgende. Op grond van artikel 21 en 26 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor een kraambezoek aan de levenspartner en het pasgeboren kind. Dit verlof, dat in duur beperkt is tot
één dag, kan indien nodig onder begeleiding of bewaking plaatsvinden. De beroepscommissie geeft klager in overweging een dergelijk verzoek in te dienen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 22 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven