Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4211/TB, 16 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4211/TB

betreft: [klager] datum: 16 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.G.C. Groenendaal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 17 december 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.G.C. Groenendaal, en namens de Staatssecretaris, [...],
werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Als toehoorder waren aanwezig R. Toric, stagiaire bij advocatenkantoor Dekens & Groenendaal, en mr. F. Groeneveld, werkzaam bij de Raad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere inrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 12 augustus 2010 geplaatst in FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht (hierna: Van der Hoeven Kliniek).
Bij brief van 12 november 2013 heeft klager verzocht om overplaatsing.
De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 17 december 2013 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Klager is gemotiveerd voor behandeling, maar niet meer in de Van der Hoeven Kliniek waar de behandeling is gestagneerd. In 2012 is met het oog op verlenging van klagers tbs gemeld dat begeleide verloven zouden worden opgestart om binnen twee jaar tot
transmuraal verlof te komen. Klager heeft tot aan zijn overplaatsingsverzoek begeleid verlof gehad, maar geen onbegeleid verlof. Hij moest binnen het begeleide verlof telkens weer nieuwe stappen zetten, zoals fietsen naar de postzegelmarkt. Na zijn
overplaatsingsverzoek heeft hij opeens geen begeleid verlof meer gehad tot aan de week van de zitting van de beroepscommissie. Hem is aanvankelijk verteld dat dit door het departement was opgelegd, maar later dat het door een interne regel van de
inrichting kwam. Klager krijgt in de Van der Hoeven Kliniek te weinig duidelijkheid en structuur. Als hij langer in de Van der Hoeven Kliniek zal moeten blijven, zal de behandeling alleen maar verder stagneren. Het argument van de Van der Hoeven
Kliniek
dat klagers behandeling door overplaatsing zal stagneren snijdt daarom geen hout. Door de overplaatsing zullen klager en de nieuwe kliniek aan elkaar moeten wennen, maar klager is bereid dat tijdverlies te accepteren, omdat hij in de Van der Hoeven
Kliniek niet verder komt. Klager heeft gelet op het verloop van de behandeling geen vertrouwen in de inrichting. Tevens staan er onjuistheden in rapportages over zijn levensloop die door de inrichting niet gecorrigeerd worden. Ook heeft men volgens een
risicotaxatie zorgen die niet aan hem kenbaar zijn gemaakt en is het klager onduidelijk waarom men het recidiverisico op middellange termijn als hoog inschat. In zijn laatste behandelplan is een andere hoofddiagnose gesteld. Bovendien is de Van der
Hoeven Kliniek weinig toekomstgericht bezig nu zij klager wil resocialiseren in Utrecht, maar klager dat vanwege zijn negatieve ervaringen in een internaat in Utrecht dat echt niet wil.
Na overplaatsing zal naar verwachting snel een machtiging voor begeleid verlof verleend worden en kan de behandeling verder gaan op het punt waar die nu is. Destijds is gesproken over de Oostvaarderskliniek. De omstandigheid dat die kliniek dicht bij
Amsterdam ligt, vormt voor klager geen bezwaar. Klager wil niet in Amsterdam resocialiseren, omdat in die stad het indexdelict is gepleegd, maar hij staat ook open voor overplaatsing naar een andere kliniek dan de Oostvaarderskliniek. Klager wil
geplaatst worden in een inrichting van waaruit hij op een goede wijze kan resocialiseren. Dat is niet alleen in zijn belang, maar ook in het belang van de samenleving.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
De Van der Hoeven Kliniek heeft gemeld wel voldoende mogelijkheden voor behandeling van klager te zien en dat vertraging in de behandeling zal ontstaan door een overplaatsing. Vóór het overplaatsingsverzoek werd onbegeleid verlof voorbereid en wilde
men
in de behandeling toewerken naar plaatsing in een transmurale voorziening. De kliniek bevestigt dat de behandeling door het overplaatsingsverzoek is gestagneerd. De relatie van klager met het behandelteam is redelijk, maar klager stelt zich afwachtend
op, als gevolg waarvan het begeleid verlof is gestopt. De kliniek wil het verlof weer zo snel mogelijk starten en hoopt en verwacht dat klager de behandeling in de kliniek weer zal oppakken. Soms zijn er spanningen waardoor de behandeling onder druk
komt te staan, zoals het geval is vanwege het overplaatsingsverzoek. Daarna gaat het weer goed. De Van der Hoeven Kliniek vindt het niet nodig klager over te plaatsen. De kliniek is met klager in gesprek over de verslaglegging van de risicotaxatie en
over de levenslooprapportages. De kliniek ziet dat resocialisatie in Utrecht een lastig punt is, maar ziet daartoe wel mogelijkheden. De Staatssecretaris ziet daarom geen reden klager over te plaatsen.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar een andere kliniek, omdat hij geen vertrouwen in de Van der Hoeven Kliniek meer heeft en het niet eens is met de door de kliniek voorgestane wijze van verlofverlening en resocialisatie.

De beroepscommissie is van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid klagers verzoek om overplaatsing heeft kunnen afwijzen. De Van der Hoeven Kliniek heeft de Staatssecretaris bericht nog behandelmogelijkheden voor klager te zien. De
samenwerking
van klager met de kliniek staat soms onder druk door tijdelijke spanning, zoals ook nu het geval is vanwege klagers overplaatsingsverzoek en zijn daarmee samenhangende afwachtende houding, maar kan volgens de kliniek telkens weer hersteld worden.
Verder
is de kliniek met klager is gesprek over de verslaglegging van de risicotaxatie en de levenslooprapportages.
De beroepscommissie is niet bevoegd inhoudelijk te treden in hetgeen behandelaren aangewezen achten in de tbs-behandeling van klager, zoals het moment waarop het binnen die behandeling verantwoord wordt geacht vrijheden uit te breiden en het tempo
waarin uitbreiding van vrijheden kan plaatsvinden.
Tenslotte ziet de kliniek dat resocialisatie in Utrecht voor klager lastig is, maar ziet de kliniek daartoe wel mogelijkheden. Klager heeft gesteld, maar niet verder onderbouwd, dat hij vanwege negatieve ervaringen in een internaat in Utrecht niet in
die stad wil resocialiseren. De beroepscommissie gaat er van uit dat klagers problemen met resocialisatie in Utrecht door de Van der Hoeven Kliniek zullen worden uitgewerkt en meegenomen in klagers resocialisatieproces en behandeling.

De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, om die reden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 16 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven