Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0030/TB, 14 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/30/TB

betreft: [klager] datum: 14 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 7 januari 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 april 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris, mr. [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar een andere behandelinrichting afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 2 mei 2013 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag (Van Mesdag).
Bij brief van 12 december 2013 heeft klager verzocht om overplaatsing naar een andere kliniek. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 7 januari 2014 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft onvoldoende vertrouwen in de voortvarendheid van de Van Mesdag met betrekking tot zijn behandeling en hij is bang dat hij te lang in behandeling blijft. Hij is pas net overgeplaatst van de instroomafdeling naar een behandelafdeling. Klager
had zijn introductie snel afgerond en hij heeft toch een jaar op de instroomafdeling moeten verblijven. Als de behandeling in dit tempo doorgaat zal zijn behandeling veel te lang duren en dit vermindert ook klagers motivatie. Klager wil graag behandeld
worden en hij hoopt dat een andere tbs-kliniek hem sneller zal behandelen. Hij wil graag in de Van der Hoevenkliniek geplaatst worden. Klager heeft goede contacten met het personeel en er zijn geen incidenten geweest. Klager heeft eerder in FPK Assen
verbleven en daar ging de behandeling sneller. Klager ziet nu in dat behandeling nodig is en hij wil zo snel mogelijk aan de slag. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en verzocht wordt een tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is op 8 mei 2013 geplaatst in de Van Mesdag. Hij heeft lange tijd op de instroomafdeling verbleven, maar dat betekent niet dat hij daar niet behandeld is. Klager verblijft nu op een behandelafdeling en volgt cognitieve gedragstherapie. Voorts
zijn er gesprekken met het team seksuologie. Indien klager zou worden overgeplaatst levert dat vertraging op, want hij zal in een andere inrichting weer op een instroomafdeling worden geplaatst. Klagers wens om te worden overgeplaatst komt voort uit
zijn problematiek en dit patroon zal zich in een andere kliniek herhalen. Ook in andere inrichtingen zijn er wachtlijsten voor bepaalde therapieën. In de van der Hoevenkliniek zal een verbouwing plaatsvinden en er kunnen nu geen nieuwe patiënten meer
worden opgenomen.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de inlichtingen van de behandelcoördinator van klager komt het volgende naar voren. De Van Mesdag heeft geadviseerd klager niet over te plaatsen. De inrichting schat in dat klagers ontevredenheid voortkomt uit zijn problematiek en dat dit zich in
een andere inrichting zal herhalen. Klager heeft een uitgebreid psychodiagnostiek onderzoek ondergaan op basis waarvan de specifieke behandeling zal worden uitgevoerd en tot het afronden van die rapportage is het gebruikelijk dat patiënten op de
instroomafdeling blijven. Klager neemt deel aan een groepstherapie, krijgt individuele gesprekken met zijn behandelaar en volgt non-verbale therapieën. Voorts zijn er gesprekken met de psychiater en het team seksuologie. De behandeling wordt volgens de
normen aangeboden.

De beroepscommissie is van oordeel dat er geen behandelinhoudelijke argumenten zijn om klager over te plaatsen. Bovendien zal bij een eventuele overplaatsing opnieuw met de kennismaking en oriëntatie op de behandeling en de mogelijkheden in de nieuwe
kliniek moeten worden gestart, wat weer vertraging zal opleveren.
De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, om die reden niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, drs. M. Daniel MPM en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 14 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven