Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3404/TA e.a., 14 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 13/3404/TA, 13/3405/TA, 13/3406/TA, 13/3407/TA, 13/3408/TA en 13/3409/TA

betreft: [klager] datum: 14 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen zes uitspraken van 3 oktober 2013 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord klagers raadsman mr. J.A.P.F. Hoens en [...], juridisch medewerker.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de verlenging van afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingsruimte ingaande op 13 september 2013;
b. de verlenging van toezicht op post en telefoneren ingaande op 3 september 2013;
c. de verlenging van afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingsruimte ingaande op 16 augustus 2013;
d. de verlenging van afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingsruimte ingaande op 19 juli 2013;
e. contactverbod met de sociotherapeut mevrouw M;
f. de verlenging van afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingsruimte ingaande op 5 juli 2013 en
g. separatie ingaande op 21 juni 2013.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag vermeld onder e. en het overige beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De ordemaatregelen duren sinds zomer 2013 voort. Klager is al die tijd niet in de gelegenheid gesteld om een programma te volgen. De eerste keer dat klager de ordemaatregel van afzondering is opgelegd, was er aanleiding voor, maar de afzondering blijft
maar voortduren. De inrichting komt niet veel verder met klager. Klager probeert zich zoveel mogelijk normaal te gedragen, maar hij blijft maar achter de deur en dit voelt als een straf voor hem. Indringender dient vanuit het behandelplan bezien te
worden of voortduren van de maatregelen nu wel gewenst en/of noodzakelijk is. Inmiddels zou hij zelf geen contact meer willen met anderen en zich terugtrekken.Vraag is wat de inrichting heeft gedaan om te voorkomen dat klager continu is afgezonderd.
De post- en telefoonmaatregel vermeld onder b. is voor het eerst opgelegd in 2008. Klager had op naam van een sociotherapeut een rijsttafel besteld voor een aantal verpleegden en de inrichting moest dit betalen. Er zijn vervolgens afspraken met klager
gemaakt waar hij zich wel aan heeft gehouden. Afgelopen maand was er consternatie over de door klager ingediende WOB-verzoeken.
Inmiddels is het centrum voor consultatie en expertise (CCE) door de inrichting ingeschakeld. Klager handelt vanuit angstproblematiek en dient positief benaderd te worden. Dit wordt ook geprobeerd door de inrichting. Klager is heel blij wanneer hem wat
meer ruimte wordt geboden en dit werkt positief. Als de afzondering wordt opgeheven, heeft dit een positief effect en kan klager veel gerichter worden aangesproken op zijn gedrag. De laatste tijd loopt hij aan tegen de uitzichtloosheid van de tbs. Hij
is depressief. Er is veel bereikt met klager. Zonder maatregelen zal er nog meer met hem bereikt worden. Medicatie werkt niet bij klager.
Het beroep voor wat betreft e. kan niet worden toegelicht.

Namens het hoofd van de inrichting is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt toegelicht.
Klager bestelt dwangmatig allerlei artikelen en schrijft veel instanties aan met een beroep op de WOB. Dit kan leiden tot ontregeling. Dit kan schadelijk zijn voor de inrichting en voor klager. Zodra de ordemaatregelen worden opgeheven, gaat het even
goed en daarna gaat het weer de verkeerde kant op. De maatregelen zijn opgelegd om klager te beschermen. Hem wordt een één op één begeleiding gegeven, maar klager weet het personeel telkens weer te verrassen. Onverwachts neemt hij een sprintje en drukt
dan op het brandalarm. Hij richt veel vernielingen aan. Ook heeft hij ‘multifunctionals laten zwemmen’. Telkens wordt geprobeerd om klager meer ruimte te geven en ondanks de situatie die hij veroorzaakt hem er toch weer uit te trekken. In de commissie
maatregelen is beslist om opnieuw het CCE erbij te halen. Dit is vier jaar geleden ook geschied.
Er is regelmatig contact met klagers raadsman om zaken te doorbreken en klager te helpen. Dit verloopt redelijk goed.

3. De beoordeling
Met betrekking tot e overweegt de beroepscommissie dat geen gronden voor het beroep op dit punt zijn aangevoerd en dat derhalve het beroep niet met redenen is omkleed en niet voldoet aan de eisen als gesteld in artikel 67, eerste lid, Bvt.
Zij zal klager in zoverre niet-ontvankelijk in het beroep verklaren.

Ten aanzien van a, c, d, f en g overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en behandeling ter zitting is gebleken dat ten tijde van de beslissingen tot verlenging van afzondering en separatie er telkens sprake was van toenemende spanningen en
grensoverschrijdend gedrag, waarbij klager voortdurend vernielingen aanrichtte en niet aanspreekbaar was.
Met betrekking tot b wordt overwogen dat klager ten tijde van de bestreden beslissing allerlei informatiepakketjes en artikelen bestelde waarover hij in de inrichting niet mag beschikken en veel post aan instanties stuurde met verzoeken in het kader
van
de WOB.
De beroepscommissie is van oordeel dat bovenstaande beslissingen gelet op het daaraan voorafgaande gedrag van klager noodzakelijk waren in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting. Zij zal derhalve het beroep voor wat
betreft deze punten ongegrond verklaren en de uitspraken van de beklagcommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

De beroepscommissie vraagt zich af of langdurige afzondering van klager de juiste aanpak is voor klagers problematiek. Zij heeft er kennis van genomen dat de inrichting inmiddels stappen heeft ondernomen en het CCE heeft ingeschakeld.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep tegen het beklag vermeld onder e (13/3407/TA).
Zij verklaart voor het overige het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraken van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 14 mei 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven