Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0630/GA, 9 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:09-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/630/GA

betreft: [klager] datum: 9 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 april 2014, gehouden in de locatie de Schie in Rotterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. E. Kok, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van genoemde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om klager geen arbeidsloon van 200% toe te kennen.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager had een arbeidsovereenkomst met de p.i. waarin was vastgelegd dat klager een arbeidsloon van 200% zou ontvangen. Na een aan klager
opgelegde disciplinaire straf heeft de p.i. deze arbeidsovereenkomst opgezegd. Tegen deze opzegging heeft klager beklag ingediend, welke inmiddels op 27 maart 2014 door de Raad gegrond is verklaard. Daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst heeft
bestaan. Intussen had klager een nieuw verzoek ingediend om weer in aanmerking te komen voor het arbeidsloon van 200%. Hier bestaat alle aanleiding toe nu het werk en de omstandigheden gelijk zijn gebleven, klager nog altijd het werk zeer goed
uitvoert,
een andere gedetineerde ook 200% arbeidsloon krijgt uitbetaald en klager een levenslange gevangenisstraf uitzit en hij geen inkomsten van buiten de inrichting verkrijgt. De disciplinaire straf van klager hield geen verband met de arbeid.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur laat het aan het oordeel van de Raad of het stuk van
10 januari 2013 te gelden heeft als arbeidsovereenkomst. Er moet nog een nieuwe beslissing genomen worden omtrent de opzegging van het gestelde arbeidscontract naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 27 maart 2014. In dit geval heeft het
afdelingshoofd dit voor klager geregeld terwijl de portefeuillehouder arbeid hier niet mee akkoord was. De uitbetaling van 200% was evenwel een tijdelijk regeling ter overbrugging van de wachtperiode voor deelname aan het fietsenproject.

3. De beoordeling
Ter zitting is een uitspraak van de Raad overgelegd van 27 maart 2014, waarin is geoordeeld dat de beslissing tot beëindiging van de met klager gesloten ‘overeenkomst hele dagen werken’ onvoldoende gemotiveerd is. De beslissing is vernietigd en de
directeur is opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen.

Gelet hierop bestaat op dit moment geen procesbelang bij de behandeling van onderhavige zaak. Dit belang zal evenwel herleven bij een voor klager ongunstige beslissing van de directeur ter zake het beëindigen van de overeenkomst en een ongunstige
afloop
van een eventueel daarop volgende procedure. Om die reden zal de beroepscommissie onderhavige zaak aanhouden tot het moment dat onherroepelijk is beslist op de procedure omtrent de beëindiging van klagers ‘overeenkomst hele dagen werken’.

4. De uitspraak
De beroepscommissie houdt de verdere behandeling van het beroep aan totdat onherroepelijk is beslist op de procedure omtrent de beëindiging van klagers ‘overeenkomst hele dagen werken’.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. J.D. den Hartog en J. Schagen, MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 9 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven