Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0127/GA, 8 mei 2014, beroep
Uitspraakdatum:08-05-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/127/GA

betreft: [klager] datum: 8 mei 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van, ingediend door mr. S.E. Bauduin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 januari 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven, zijn klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven, en [...], juridisch medewerker bij voormelde inrichting, gehoord.
Klagers raadsvrouw heeft bij brief van 1 april 2014 aangegeven verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in strafcel, wegens de vondst van een mobiele telefoon, een zelfgemaakte oplader en een extra batterij op cel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager ontkent dat hij een extra batterij op cel had. Verder is de opgelegde straf disproportioneel. Voorts is klager
gedurende zijn opsluiting in de strafcel niet in de gelegenheid gesteld zichzelf voldoende te verzorgen. Hij heeft in tien dagen tijd slechts één keer mogen douchen (op de achtste dag). Ook heeft hij meerdere keren gevraagd om verzorgingsspullen -
zoals
zeep, shampoo, een tandenborstel en tandpasta - en deze niet gekregen. Toen hij vroeg of hij zijn tanden mocht poetsen, werd geantwoord dat daar geen tijd voor was. Verder begrijpt klager niet waarom de disciplinaire straf pas op 3 december 2013 is
geëindigd, terwijl de beslissing al op 2 december 2013 was geschorst. De schorsingsuitspraak is al op maandag 2 december 2013 al om 16:42 uur gefaxt, maar klager is pas op 3 december 2013 om 9:45 uur uit de strafcel gehaald.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Gedetineerden die zijn opgesloten in een strafcel worden twee keer per week in staat gesteld te douchen en zij worden
iedere dag in staat gesteld zichzelf op te frissen. In de strafcel beschikken zij niet over hun eigen verzorgingsspullen. De daarvoor benodigde spullen staan op een plankje in de badcel en indien dit niet het geval is, kan hierom worden verzocht bij
het
personeel. De directeur heeft dit nog nagevraagd bij het personeel. De spullen zijn gewoon voorradig. Tevens wordt altijd een rapportage bijgehouden. De directeur zal deze nasturen. De straf is pas 3 december 2013 beëindigd, omdat er niet altijd
personeel aanwezig is om de fax direct te lezen en er zeker vanaf 16.30 uur, onvoldoende personeel aanwezig is om een gedetineerde uit de strafcel te halen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf van veertien dagen strafcel op te leggen, gelet op de vondst van de mobiele telefoon, oplader en batterij in zijn cel, niet als onredelijk of
onbillijk kan worden aangemerkt. Voorts acht zij onvoldoende aannemelijk geworden, mede gezien de door de directeur in beroep overgelegde mededeling van een personeelslid van de “iso-afdeling” en de overgelegde rapportage, dat klager niet in staat is
gesteld zichzelf in voldoende mate te verzorgen. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat zij er van uitgaat dat direct gehoor wordt gegeven aan een uitspraak van de schorsingsvoorzitter.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R..S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 8 mei 2014

secretaris voorzitter

Naar boven