Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1060/GV, 18 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1060/GV

betreft: [klager] datum: 18 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H.E.M. Kersemaekers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 maart 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klager strafonderbreking verleend voor een kortere duur dan waarom hij had verzocht.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers partner zal op of omstreeks 24 april 2014 middels een keizersnede bevallen van een kind. Zij zal de eerste drie dagen na de ingreep in het ziekenhuis verblijven. Daarna zal zij, om complicaties
te voorkomen, thuis nog zeer hulpbehoevend zijn. Klager verzoekt daarom de strafonderbreking te verlengen tot tien dagen. De volledige herstelperiode wordt geschat op zes weken. Overdag is er weliswaar hulp in de vorm van kraamzorg beschikbaar, maar
gedurende de avonduren en nachtelijke uren is deze hulp er niet.
Herstel en revalidatie van een keizersnede is bij iedere patiënt anders. Er kan daarom niet worden uitgegaan van een standaard situatie.
De vraag is of klager de noodzakelijke zorg kan regelen. Hij wil er echter graag de eerste zeven à tien dagen na de bevalling voor zijn partner en kind zijn. Klagers partner verblijft de eerste drie dagen na de bevalling in het ziekenhuis waardoor
klager niet eens in de gelegenheid is moeder en kind thuis te brengen en aldaar te verzorgen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzocht om een strafonderbreking van zes weken om in de gelegenheid te zijn zijn partner na de keizersnede te kunnen bijstaan en te ondersteunen tijdens haar herstelproces. Klager is een strafonderbreking van drie dagen toegekend om de
bevalling
bij te wonen en aangifte te kunnen doen van de nieuw geborene. Reden om geen zes weken toe te staan is gelegen in het feit dat de bevalling gepland staat op 24 april 2014. klager heeft nagenoeg een maand de tijd om te regelen dat zijn partner de steun
en verzorging krijgt die ze in haar toestand nodig heeft. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van zijn of haar familie of netwerk. Mocht dat niet aanwezig zijn dan is er altijd nog de mogelijkheid van het inschakelen van instanties zoals thuiszorg of
iets dergelijks om de benodigde ondersteuning te bieden. Op geen enkele wijze is aangetoond dat een dergelijk netwerkniet aanwezig is en dit bij voorbaart ook niet uit te sluiten. In het beroepschrift heeft klagers raadsman het verzoek van zes weken
teruggebracht naar tien dagen. Ook na tien dagen zal klagers partner nog de nodige hinder ondervinden van haar zware ingreep en zal er alsnog voor opvang en ondersteuning gezorgd moeten worden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 10 juli 2015.

Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de
Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder, voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Het bepaalde in artikel 22,
eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
Klager verzoekt om een langere strafonderbreking om bij de bevalling van zijn partner te zijn en om daarna bij haar aanwezig te kunnen zijn om haar te ondersteunen en te verzorgen vanwege het feit dat zij een keizersnede zal ondergaan. De verleende
strafonderbreking van drie dagen teneinde bij de bevalling en nog twee dagen daarna aanwezig te zijn acht de beroepscommissie niet onredelijk of onbillijk. Hierbij is in aanmerking genomen dat van overige dringende redenen niet is gebleken. Ook is niet
voldoende aangetoond dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is gedurende zes weken of tien dagen. Voor de verzorging, hulp en begeleiding kan er een beroep worden gedaan op familie, vrienden of de thuiszorg.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven