Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0946/TB, 22 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/0946/TB

betreft: [klager] datum: 22 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.C. de Goeij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 28 januari 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Bij tussenbeslissing van 17 juli 2013, die aan de uitspraak is gehecht, is de behandeling van het beroep voor onbepaalde tijd aangehouden voor nader onderzoek door het Pieter Baan Centrum te Utrecht (PBC).

Op 17 december 2013 is een multidisciplinair rapport uitgebracht door het PBC.

Op 20 maart 2014 is klager op zijn verzoek, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.C. de Goeij en zijn pleegvader de heer [...], gehoord in de locatie Zeeland van de Pompestichting door een lid van de beroepscommissie, mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester,
bijgestaan door de secretaris, mr. H.S. van Gemert. Van dit rogatoir horen is een verslag opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. J.C. de Goeij, [...], behandelcoördinator, en [...], clustermanager longstay bij de locatie Zeeland, en namens de
Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in een longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 29 januari 1993 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is opgenomen geweest in de tbs-klinieken Hoeve Boschoord en Veldzicht. Hij is op 9 juni 2009 geplaatst in de
longstayvoorziening van de Van der Hoevenkliniek.
Het hoofd van de Van der Hoevenkliniek heeft op 20 oktober 2011 verzocht om opheffing van klagers longstaystatus om plaatsing op een nieuwe afdeling in De Voorde mogelijk te maken. Op 22 december 2011 heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing
longstay forensische zorg (Lap) geadviseerd de longstaystatus niet op te heffen. Hierop is besloten een multidisciplinair rapport te laten opmaken ten aanzien van de vraag of opheffing en overplaatsing naar De Voorde wenselijk wordt geacht. De aanvraag
is (samen met het multidisciplinaire rapport) nogmaals aan de Lap voorgelegd in het kader van de periodieke herbeoordeling. De Lap heeft op 12 december 2012 de Staatssecretaris geadviseerd de longstaystatus voort te zetten. De Staatssecretaris heeft op
28 januari 2013 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.
Klager is op 14 mei 2013 overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland.
Bij tussenbeslissing van de beroepscommissie van 17 juli 2013 is de behandeling van klagers beroep gericht tegen de beslissing tot voortzetting van zijn verblijf in een longstayvoorziening van 28 januari 2013 aangehouden voor nader onderzoek door het
PBC. Op 11 september 2013 is klager geplaatst in het PBC. Op 30 oktober 2013 is hij teruggeplaatst naar de longstayvoorziening van de locatie Zeeland. Het PBC heeft op 17 december 2013 rapport uitgebracht.

3. De standpunten
Door de behandelcoördinator is het volgende naar voren gebracht.
Na ontvangst van het PBC-rapport heeft op 3 februari 2014 een evaluatie plaatsgevonden en zijn naar aanleiding van de conclusies van het PBC de behandeldoelen bijgesteld. In de behandeling is meer focus gelegd op de autismespectrumstoornissen.
Klager verblijft inmiddels op een afdeling van de longstay die het meest gericht is op autismestoornis. Geprobeerd wordt zicht te krijgen op de wijze waarop de opbouw van spanning bij klager plaatsvindt. Er wordt een stappenplan ontwikkeld. In augustus
2014 zal evaluatie plaatsvinden.
De conclusies van het PBC worden in de locatie Zeeland gedeeld. Klager was na terugplaatsing in de locatie Zeeland vrij angstig. Het advies inzake de wijziging van medicatie met het oog op angstreductie, is nog niet uitgevoerd. De
eenpersoonsbegeleiding, die in het PBC is ingezet, is overgenomen. Gaandeweg is klager rustiger geworden. Klager wil naar de afdeling Heide worden overgeplaatst, omdat hij zich op de huidige afdeling niet op zijn plaats voelt en omdat hij
medeverpleegden kent op de afdeling Heide, een afdeling die meer gericht is op behandeling van verpleegden met schizofrenie.
Klager is een afzonderingsprogramma opgelegd. Hij verblijft het liefst op zijn kamer, omdat hij angstig is. Geprobeerd wordt hem op de afdeling te laten verblijven door hem bijvoorbeeld een was te laten doen, begeleid door zijn mentrix. Wat het
hoogst haalbare is, zal moeten blijken. Het is de vraag of behandeldruk in verband met klagers beperkte draagkracht zijn behandeling ten goede zal komen.
Klager is naar de locatie Zeeland overgeplaatst, omdat de Van der Hoevenkliniek geen longstaycapaciteit meer heeft.

Door de clustermanager is het volgende toegelicht.
Klager is op zijn plaats op de huidige afdeling in de locatie Zeeland. Al maanden wordt geprobeerd hem uit zijn kamer te laten komen. Hij leeft in een andere realiteit. De inrichting is niet tegen overplaatsing naar een behandelinrichting, maar daar
zal
klager wel behandeldruk ondervinden, waar hij niet tegen kan. Klager is een uiterst kwetsbare man, psychotisch/schizofreen met beperkte verstandelijke vermogens. Behandeling zoals door het PBC voorgesteld, kan in de locatie Zeeland worden geboden in
een
tempo dat klager aan kan. De longstayindicatie is terecht afgegeven. Klager moet op de nieuwe afdeling wennen aan nieuwe omstandigheden. Er is al veel met hem geschoven. Het is zinvoller hem wat langer op de afdeling te laten verblijven. Voor hem is
het
beter hem pas over een paar jaar over te plaatsen naar een behandelinrichting. Ik spreek klager eenmaal per maand. In dat gesprek is klager totaal gefocust op zijn wens weg te gaan uit de inrichting, maar dit is een terugkerend thema in zijn leven.
Betwist wordt dat klager geen behandeling wordt geboden in de locatie Zeeland. Hij verblijft op een afdeling met andere verpleegden met autismespectrumstoornissen. Het personeel is sinds een jaar getraind in de behandeling van dit soort stoornissen en
er worden goede resultaten behaald. De bedoeling is toe te werken naar een eventuele overplaatsing naar een behandelinrichting. Dit wordt ook in het behandelplan vermeld.
Vanuit de longstayafdeling van de locatie Zeeland wordt 10% tot 15% van de verpleegden uitgeplaatst. Behalve het bieden van kwaliteit van leven is het hoofddoel in de inrichting verpleegden weer in beweging te krijgen. Met ingang van 1 maart 2014 is
een
psychiater aangetrokken die samenwerkt met een klinisch farmacoloog. Klagers medicatie zal opnieuw beoordeeld worden met het oog op de vraag of zij adequaat is bij het huidige toestandsbeeld.

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Door het PBC is geadviseerd klagers longstaystatus op te heffen en hem op een behandelafdeling te plaatsen. Die kans dient klager geboden te worden. Ook psycholoog B. heeft opgemerkt dat klager beter in De Voorde kan worden geplaatst.
Klager heeft bij het horen in de locatie Zeeland gezegd dat hij daar in een bajes verblijft. Hij wil graag overgeplaatst worden. Gebruikelijk is dat een stappenplan wordt geboden, maar er gebeurt nu niets. Een kleine kamer met een balkon is zijn
wereld.
Hem is altijd ingeprent dat hij schizofreen is, maar dat blijkt hij niet te zijn. Zijn longstaystatus dient opgeheven te worden en de Staatssecretaris dient klager te plaatsen op een plek zoals door het PBC is aangegeven. De Pompestichting is hiertoe
niet geëquipeerd.
Klagers pleegvader is altijd bij zijn behandeling betrokken geweest. In de Pompestichting wordt niets met de pleegvader besproken. Hij wil graag betrokken worden bij klagers overplaatsing.
Inmiddels zijn twee maanden verstreken na de evaluatie. Betwist wordt, nu dit niet schriftelijk is vastgelegd in het behandelplan, dat klager behandeling wordt geboden zoals door het PBC is geadviseerd.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het advies van de Pompestichting, locatie Zeeland wordt gevolgd. Het PBC heeft geadviseerd klager in een behandelinrichting te plaatsen waar hem een behandeling kan worden geboden gericht op autismespectrumstoornissen. Deze behandeling kan ook vanuit
de
locatie Zeeland vorm worden gegeven. Als de behandeling aanslaat, kan alsnog gezien worden wat een geschikte vervolgvoorziening voor klager is. Het is op dit moment te vroeg klagers longstaystatus op te heffen. Indien dit nu geschiedt, bestaat het
risico dat de behandeling in de nieuwe inrichting vastloopt. Klager is goed op zijn plaats in de Pompestichting. Het gaat redelijk met hem in de locatie Zeeland. Door het PBC is tevens geadviseerd klager niet in een omgeving te plaatsen met veel
behandeldruk, zoals De Voorde, omdat dit niet goed zal uitwerken. Van belang is dat klager iets verder komt in deze behandeling; daarna kan worden gekeken naar een vervolgtraject.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de Lap wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

In het pro justitia rapport van psychiater N. van 7 oktober 2012 is in verband met het hoge recidivegevaar, het ontbreken van behandelperspectief en het vereiste hoge niveau van zorg en beveiliging geadviseerd klagers longstaystatus te continueren.
Het
pro justitia rapport van psycholoog B. van 1 oktober 2012 houdt het advies in klagers longstaystatus op te heffen en hem in De Voorde te plaatsen.
Blijkens de reactie van 5 november 2012 van het hoofd van de Van der Hoevenkliniek is de kliniek voornemens klager over te plaatsen naar De Voorde.
De Lap heeft in haar adviezen van 22 november 2011 en 12 december 2012 geadviseerd klagers longstaystatus voort te zetten.
Het door het PBC uitgebrachte rapport van 17 december 2013 houdt in dat klager zwakbegaafd is, psychotisch kwetsbaar, erg gevoelig voor prikkels van buitenaf en snel wordt overvraagd. Een poging tot verandering zal snel leiden tot overvraging en
daardoor toename van psychotische angst. Klager zal therapeutische interventies hoogstwaarschijnlijk als bedreiging van zijn evenwicht ervaren. Klagers reacties hebben kenmerken van zowel autisme als schizofrenie. De autistische kenmerken voeren de
boventoon. Plaatsing in De Voorde zou leiden tot sterke prikkeling met het risico van overvraging en psychotische angst. Een hoog beveiligingsniveau is geïndiceerd in verband met de onvoorspelbaarheid van zijn gedrag. Geadviseerd wordt klagers
longstaystatus op te heffen en hem te plaatsen in een behandeltraject waar het accent ligt op de behandeling van autismespectrumstoornissen. Voorts is opgemerkt dat klager gebaat kan zijn bij het gebruik van klassieke antipsychotica met angstdempende
werking.

De bovenstaande adviezen verschillen voor wat betreft het voortduren van klagers longstaystatus. Naar het oordeel van de beroepscommissie staat wel vast dat klager zeer gevoelig is voor verandering en behandeldruk. In het bijzonder gelet op de
toelichting ter zitting van de clustermanager en de behandelcoördinator is de beroepscommissie is van oordeel dat overplaatsing van klager naar een behandelinrichting in dit stadium thans destabiliserend zou (kunnen) werken en geenszins in zijn belang
is. In de longstayvoorziening van de locatie Zeeland, waar klager op een afdeling voor verpleegden met autismespectrumstoornissen verblijft, wordt hem een voldoende adequate behandeling geboden en is de kennis in huis om hem de door het PBC
voorgestelde
medicatie te bieden. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Er zijn geen gronden klager thans over
te plaatsen naar een behandelinrichting. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven