Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/4163/TA, 22 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/4163/TA

betreft: [klager] datum: 22 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 22 juli 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 31 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...].

Klagers raadsman mr. J.A.W. Knoester heeft schriftelijk meegedeeld verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Klager heeft in een schrijven van 29 maart 2014 aan de Raad gevraagd zijn vervoer naar de zitting te annuleren.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een ordemaatregel van afzondering ingaande op 4 april 2013 en eindigend op 23 april 2013 in verband met betrokkenheid van klager bij de bedreiging van een medeverpleegde.

De beklagcommissie heeft het beklag op formele grond gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 5,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gelet op de Memorie van toelichting (MvT) bij artikel 54 Bvt dient het uitreiken van een schriftelijke mededeling van een inperkende maatregel binnen 24 uur na het nemen van de beslissing te geschieden. Dit uitgangspunt wordt in de praktijk eveneens
gehanteerd bij de hoorplicht; voorafgaand aan het opleggen van een afzonderingsmaatregel wordt de desbetreffende patiënt niet gehoord. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie van 15 juli 2013 nummer 13/1445/TA. In deze zaak heeft het
horen plaatsgevonden na het opleggen van de ordemaatregel. Klager is vóór het opleggen van de afzonderingsmaatregel in staat geweest zijn grieven te uiten over hetgeen was voorgevallen en over zijn rol in het incident. Twee sociotherapeuten hebben op 4
april 2013 gesprekken gevoerd met alle betrokken verpleegden. Klager kon pas gehoord worden na het nemen van de beslissing in verband met de hectische situatie op de afdeling. De vereiste spoed verzette zich tegen het horen van klager. Het tevoren
horen
is niet meer van deze tijd.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De MvT laat geen termijn van 24 uur na het nemen van de beslissing open voor het voldoen aan de hoorplicht. Uit de MvT bij artikel 53 Bvt volgt dat formeel moet worden gehoord door het hoofd van de inrichting. Een gesprek met een sociotherapeut voldoet
daar niet aan.
In uitspraak nummer 08/1174/TA van de beroepscommissie is bepaald dat van de vereiste spoed slechts sprake is bij een plotseling optredende aangelegenheid die om een onmiddellijke voorziening vraagt. Het incident dat heeft geleid tot de
afzonderingsbeslissing vond plaats in de avond van 3 april 2013, terwijl de beslissing zelf is genomen op 4 april 2013 om 14.50 uur. Gezien dit tijdsverloop kan niet worden gesteld dat ten tijde van de beslissing nog sprake was van een plotseling
optredende aangelegenheid.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 53, eerste lid aanhef en onder b, Bvt wordt een verpleegde gehoord, althans daartoe in de gelegenheid gesteld, alvorens een beslissing wordt genomen omtrent de beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 34 Bvt. Uit de
MvT volgt dat voorafgaand aan het nemen van een dergelijke beslissing het hoofd van de inrichting verplicht is de verpleegde te horen of hem daartoe in de gelegenheid te stellen. Een voorafgaand gesprek voldoet derhalve niet aan de wettelijke
voorwaarden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie was voorts geen sprake van een situatie als vermeld in artikel 53, vierde lid, Bvt op grond waarvan het (voorafgaand) horen door het hoofd van de inrichting achterwege kon blijven.
De beroepscommissie ziet geen aanleiding de blijkbaar in de inrichting bestaande praktijk patiënten pas te horen nadat aan hen een ordemaatregel is opgelegd, te laten prevaleren boven de wet en zij is hiertoe ook niet bevoegd.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden
bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, prof. dr. H.J.C. van Marle en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven