Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3230/TB, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3230/TB

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Polderman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 24 september 2013 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. R. Polderman, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie. Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 11 april 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 23 december 2004 is
klager geplaatst in FPC De Rooyse Wissel. Bij beslissing van 19 januari 2007 is hij overgeplaatst naar FPC Oostvaarderskliniek. Door FPC Oostvaarderskliniek is op 3 september 2009 verzocht tot plaatsing van klager in een longstayvoorziening. Bij
beslissing van 14 juli 2010 is klager geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting. Per brief van 29 januari 2013 heeft de Pompestichting aanvullende informatie verstrekt in het kader van de periodieke herbeoordeling van de
longstaystatus.
Op 7 en 11 mei 2013 hebben gz-psycholoog W. en forensisch psychiater G. twee rapporten uitgebracht over klagers longstaystatus. Op 28 augustus 2013 heeft de LAP geadviseerd dat een hervatting van een op verandering gerichte behandeling van klager niet
zinvol is. Op 24 september 2013 heeft de Staatssecretaris besloten tot een hernieuwde plaatsing na herbeoordeling in de longstayvoorziening van de Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager wordt op de huidige afdeling onvoldoende in staat gesteld een behandelrelatie met het behandelteam op te bouwen. Vanwege het verstoorde contact met de behandelcoördinator is een
behandelimpasse ontstaan, die voor klager niet te doorbreken valt. De antipsychotische medicatie heeft te veel negatieve bijwerkingen en ontregelt klagers suikerbalans. De medische zorg is ontoereikend om in geval van calamiteiten adequaat te reageren.
Klager stelt zich open voor een nieuwe behandelpoging in een (behandel)kliniek. Subsidiair wil klager worden overgeplaatst naar een andere longstay-afdeling, namelijk de locatie Zeeland. Dit wordt ondersteund door de externe rapporteurs W. en G. Verder
verzoekt klager hem ter observatie te plaatsen in het PBC teneinde de behandelmogelijkheden nader te onderzoeken.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Klager is blijvend delictgevaarlijk zonder dat er op dit moment mogelijkheden zijn hier in positieve zin verandering in aan te brengen. Met klager is geen
overeenstemming over het behandelplan en de gestelde doelen. Klager is ervan overtuigd dat de kliniek hem ziet als een ‘gevaarlijke gek’. Over de geïndiceerde behandelinterventies, waaronder medicatie, valt met klager niet te praten. Hij wenst slechts
functioneel contact, van een samenwerking is geen sprake. Er is sprake van een ernstige persoonlijkheidsstoornis en een zeer hoge mate van psychopathie, die tot op heden niet bewerkbaar is gebleken. Psychiater G. en psycholoog W. onderschrijven de
voortzetting van de longstay-status van klager. De adviezen van de rapporteurs om klager door te plaatsen naar een andere longstay-afdeling om de behandelimpasse te doorbreken wordt door De Pompestichting niet gedeeld. De inrichting meent dat klager in
Vught op de juiste plek verblijft. Opname in de locatie Zeeland is nadrukkelijk onwenselijk. Gezien de landelijke ontwikkelingen (alleen Pompestichting behoudt lfz-voorziening) zijn er geen mogelijkheden klager over te plaatsen naar een andere
lfz-voorziening. Het behandelteam staat onverminderd open voor samenwerking; de huidige situatie wordt niet gezien als een behandelimpasse, maar meer als een reactie van klager op een ervaren krenking. Klager heeft een enorme preoccupatie met wat in
het
bijzonder behandelaren niet goed doen. Dit zal na een overplaatsing niet veranderen. Klager ziet nog mogelijkheden in gesprekken met een psychiater over de optie van medicatie en een psycholoog, die niet zijn behandelaar is. De LAP ziet geen
mogelijkheden voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening. De LAP adviseert een overplaatsing naar de locatie Zeeland. Een overplaatsing binnen de FPC De Pompestichting betreft overigens een interne overplaatsing die niet vatbaar is voor beroep.
Er is geen aanleiding voor een overplaatsing naar het PBC. Uit behandeloogpunt is een overplaatsing naar de locatie Zeeland niet geschikt. De samenwerking met klager verloopt wisselend. Vanaf februari 2014 lijkt er enige rust te komen bij klager. De
contacten blijven echter functioneel van aard.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 29 juli 2010 in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een
periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de overgelegde rapportages en adviezen komt naar voren dat met klager geen overeenstemming is te bereiken over zijn behandeling. Klager is enkel functioneel in zijn contact en zeer beperkt begeleidbaar. Er is sprake van een behandelimpasse. De LAP
ziet geen mogelijkheden voor een uitstroomtraject naar een GGZ-voorziening. Verder schat de inrichting de delictgevaarlijkheid van klager als hoog in. Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid
heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening met een individueel hoog beveiligingsniveau in de rede ligt. Er zijn geen redenen gebleken klager (tijdelijk) over te plaatsen naar een behandelinrichting voor
observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van klagers subsidiaire verzoek tot overplaatsing naar de longstayvoorziening van de locatie Zeeland, merkt de beroepscommissie op dat dit een interne overplaatsing betreft en derhalve geen beslissing die de Staatssecretaris aangaat. Klager
dient in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep te worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Zij verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep wat betreft het subsidiaire verzoek tot overplaatsing naar de longstayvoorziening van de locatie Zeeland.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven