Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3668/TA, 16 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3668/TA

betreft: [klager] datum: 16 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 23 oktober 2013 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 maart 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught is klager gehoord. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van afdelingsarrest en de plaatsing van klager in een separeerruimte in verband met een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 1 augustus 2013 in de Pompekliniek opgenomen. Omdat klager nieuw is in de inrichting is op hem een
kennismakingsprogramma
van toepassing, dat tot doel heeft om klager te laten kennismaken met de inrichting (en andersom) en om informatie te verkrijgen die de basis zal vormen voor het eerste verplegings- en behandelingsplan. Tijdens het kennismakingsprogramma is conform
artikel 6.1.2 van de huisregels de bewegingsvrijheid van klager beperkt tot de afdeling waar hij verblijft. Tijdens de beperking van de bewegingsvrijheid tot de afdeling is klager in de zogeheten ‘oranjefase’ terechtgekomen. Dit betekent dat aan klager
conform artikel 8.2 van het protocol urineonderzoek de in dit protocol genoemde beperkingen zijn opgelegd. Het afdelingsarrest was echter al van toepassing vanwege het kennismakingsprogramma. Per 13 augustus 2013 is klagers bewegingsvrijheid niet meer
beperkt tot de afdeling. Het hoofd van de inrichting verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie van 12 augustus 2011 met nummer 11/226/TA waarin de beroepscommissie heeft geoordeeld dat het protocol urineonderzoek regels bevat die het hoofd van
de inrichting binden en waaraan verpleegden verwachtingen kunnen ontlenen en dat oplegging van de maatregel van afdelingsarrest niet onredelijk kon worden geacht. In onderhavige klacht is de inrichting van oordeel dat het beperken van klagers
bewegingsvrijheid tot de afdeling evenmin onredelijk is, gelet op het kennismakingsprogramma dat op klager van toepassing was. Dat klager van 2 augustus tot 8 augustus 2013 in de oranjefase is geplaatst doet hier niet aan af.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Aan klager is afdelingsarrest opgelegd omdat hij niet voldoende urine kon produceren. Later bleek dit niet juist. Op 7 augustus 2013 vond wederom een
urinecontrole plaats. Op 8 augustus 2013 volgde een negatieve uitslag. Tijdens de oranjefase kon klager wel bezoek ontvangen. Het afdelingsarrest is na de negatieve uitslag opgeheven.

3. De beoordeling
Het beroep tegen de beslissing van de beklagcommissie werd namens de kliniek ingesteld door het hoofd van de inrichting. De inrichting werd ter zitting van de beroepscommissie niet vertegenwoordigd. Hetgeen schriftelijk in beroep is aangevoerd kan naar
het oordeel van de beroepscommissie echter niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager klaagt over het afdelingsarrest als onderdeel van de oranjefase en de aanleiding
daartoe. Klager klaagt niet over het kennismakingsprogramma. Het beroep van het hoofd van de inrichting zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 16 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven