Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0531/GA A, 99/0595/GA A, 99/0596/GA A, 22 november 1999, beroep
Uitspraakdatum:22-11-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: A 99/531/GA, A 99/595/GA
A 99/596/GA

betreft: [klager] datum: 22 november 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 22 juni 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 mei 1999 van de enkelvoudige beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) "Nieuw Vosseveld" te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 oktober 1999, gehouden in de p.i. "Over-Amstel" te Amsterdam, zijn gehoord klager en de heer [...] alsmede mevrouw mr. [...], respectievelijk unit-directeur en juridisch medewerkster bij dep.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught.
Hoewel klagers raadsvrouw, mr. A.T. Bol, was uitgenodigd, is zij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het uitblijven van een uitspraak van de beklagcommissie op door klager ingediende klachten, dan wel het regime op de beheersafdeling (A 99/531/GA);
b. het niet uitreiken van medische spullen aan klager (A 99/595/GA);
c. het verhinderen van contact met Peter R. de Vries en het gebruik van geweld door het personeel (A 99/596/GA).

De enkelvoudige beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in alle onderdelen van zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de enkelvoudige beklagrechter ingenomen standpunt op de onderscheiden onderdelen als volgt toegelicht:
a. Het is juist dat ik op mijn klaagschrift een aantal data heb genoteerd. Het betreft hier de data waarop beslissingen inzake afzondering aan mij zijn medegedeeld. Tegen die beslissingen heb ik al eerder beklag ingediend.
b. Toen ik in de isoleercel zat heeft het personeel tabletten, zalf en etenswaren van mij weggegooid. De arts had bepaalde etenswaren voorgeschreven in verband met maag- en darmklachten. De tabletten waren ook door de artsvoorgeschreven en ook in verband met maag- en darmklachten. Die tabletten heb ik een week lang niet uitgereikt gekregen en daarna alleen als men er tijd voor had. Toen ik in de isoleercel zat kreeg ik ook de door de artsvoorgeschreven zalf niet. In totaal heb ik achttien maanden van mijn detentie in de isoleercel doorgebracht. Bij een eerdere plaatsing in de isoleercel kreeg ik wel mijn spullen.
c. Ik heb geen officieel verzoek aan de directeur gedaan voor een interview of contact met Peter R. de Vries, omdat dat toch geen nut zou hebben gehad. Wel heb ik een penitentiair inrichtingswerker (piw-er) en de directeur hiermondeling om gevraagd. Brieven die ik aan Peter R. de Vries heb geschreven zijn in beslag genomen en niet verstuurd.
In mijn klaagschrift heb ik het door het personeel gebruikte geweld niet concreet omschreven. Dat kwam doordat ik op dat moment niet in staat was dit te verwoorden. De bewaarders gebruiken ijzeren staven, ze hebben me gekneveld, m'nkleding van mijn lijf geknipt, mij heel hardhandig geboeid en nog vele andere vormen van geweld jegens mij en medegedetineerden gebruikt. Zo zijn er ook maandenlang door de inrichting pillen in mijn eten gestopt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de enkelvoudige beklagrechter ingenomen standpunt op de onderscheiden onderdelen van het beklag als volgt toegelicht:
a. Het klopt dat klager tijdens zijn detentie in de p.i. "Nieuw Vosseveld" veel in de afzonderingscel en strafcel heeft gezeten. In zijn klaagschrift schrijft hij iets over opgemaakte rapporten. De rapporten en mededelingen vanklagers plaatsingen in de straf- en afzonderingscel bevinden zich in klagers penitentiair dossier. Waarschijnlijk heeft klager met zijn klacht bedoeld te klagen over het feit dat hij van de beklagcommissie nog geen beslissing hadgekregen over eerder ingediende klachten betreffende opgemaakte rapporten.
b. Hetgeen klager heeft verklaard over niet uitgereikte medicatie klopt niet. Hij heeft een tijd gedacht dat hij een bepaalde ziekte had. Hij is toen, eigenlijk om hem gerust te stellen, naar het penitentiair ziekenhuis gestuurd. Eris meer dan voldoende aandacht besteed aan zijn gezondheidsklachten. Mij is niet bekend of de arts klager medicijnen voorschreef in de periode waar klager over klaagt. In klagers medische dossier is dit eventueel wel terug tevinden.
c. Klager heeft geen formeel verzoek gedaan om contact met Peter R. de Vries. Hij heeft het er wel eens met mij over gehad, maar ik heb hem toen gezegd dat hij hiertoe een officieel schriftelijk verzoek moest indienen.
Dat er door het personeel jegens klager of medegedetineerden geweld gebruikt zou zijn is onzin.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat onderdeel a. van het beklag geen beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60 van de PBW betreft. Klager kan dan ook in zoverre niet worden ontvangen in zijn beklag. Het beroep zalderhalve op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot onderdeel b. van het beklag overweegt de beroepscommissie dat klager ter zitting van de beroepscommissie concreet heeft aangegeven welke medische spullen hem in welke periode geweigerd zouden zijn. Zijn beklagbetreft derhalve een beslissing genomen namens de directeur als bedoeld in artikel 60 van de PBW. Klager wordt dan ook ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie acht echter niet aannemelijk geworden dat klager op enig momenttijdens zijn verblijf in de straf- of afzonderingscel voorgeschreven medicatie, zalf en voedsel geweigerd is. Het beklag zal op dit onderdeel dan ook alsnog ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het verhinderen van contact met Peter R. de Vries overweegt de beroepscommissie als volgt. Op de onderhavige klacht is artikel 40 van de PBW en de Regeling contacten tussen individuele gedetineerden en de pers(hierna te noemen de Regeling) d.d. 19 april 1985, nr. 1218/384 van toepassing. De toelichting bij artikel 2 van de Regeling bepaalt het volgende. "Zowel indien het verzoek om het onderhoud is uitgegaan van de gedetineerde alsindien de verslaggever dit initiatief heeft genomen dient de verslaggever schriftelijk het verzoek aan de directeur voor te leggen". In casu is er nooit een verzoek van de kant van de verslaggever aan de directeur voorgelegd. Er isderhalve geen beslissing genomen als bedoeld in artikel 60 van de PBW zodat klager in zoverre niet kan worden ontvangen in zijn beklag. Het beroep zal ook op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot het gebruik van geweld door het personeel jegens klager en medegedetineerden overweegt de beroepscommissie als volgt. Klager heeft in algemene termen verklaard dat er door inrichtingspersoneel jegens hem enmedegedetineerden geweld gebruikt zou zijn. Hij heeft geen specifieke situatie of specifiek moment genoemd waarin jegens hem geweld gebruikt zou zijn. Evenmin zijn er aanwijzingen naar voren gekomen of is anderszins gebleken vangeweld jegens klager. De beroepscommissie is van oordeel dat er geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de PBW. Klager wordt derhalve in zoverre niet ontvangen zijn beklag. Het beroep zal ook op dit onderdeelongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep op de onderdelen a. en c. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter met verbetering van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt onderdeel b. van de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in dit onderdeel van zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 22 november 1999.

secretaris voorzitter

Naar boven