Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3232/JA, 15 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3232/JA

betreft: [klager] datum: 15 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

gericht tegen een uitspraak van 18 september 2013 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op 14 februari 1994, verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 december 2013, gehouden in de j.j.i. Teylingereind, is de [...], unitmanager bij de j.j.i., De Hartelborgt, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is de directeur na de zitting in de gelegenheid gesteld nadere informatie te verstrekken omtrent de aanwijzing van de Staatssecretaris betreffende de tijdelijke intrekking van alle verloven. Deze
aanwijzing kon, blijkens uiteindelijke telefonische mededeling, niet worden overgelegd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag - voor zover in beroep aan de orde - betreft:
a. het niet doorgaan van klagers verlof op 15 mei 2013 (hb-2013-000247);
b. het niet doorgaan van klagers verlof op 13 juni 2013 in verband met problemen bij DV&O (hb-2013-000287);
c. het niet doorgaan van klagers verlof op 27 juni 2013 (hb-2013-000293);
d. het niet doorgaan van klagers verlof op 12 juli 2013 (hb-2013-000316).

De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen a. en b. gegrond verklaard en klager in beide gevallen een tegemoetkoming van € 20,= toegekend.
De beklagrechter heeft het beklag ten aanzien van de onderdelen c. en d. gegrond verklaard en klager in beide gevallen een tegemoetkoming van € 50,= toegekend.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er waren landelijk veel zogenaamde harde onttrekkingen, dat wil zeggen dat jongeren zich actief onttrokken aan hun begeleiders tijdens een verlof. De Staatssecretaris heeft een aanwijzing gegeven dat alle verloven tijdelijk moesten worden ingetrokken.
In een periode van twee à drie weken is er niemand met verlof gegaan. Alle machtigingen waren in feite bevroren. Deze zouden later weer herleven. Ook is bepaald dat jongeren, zodra ze weer met verlof mochten, door medewerkers van DV&O begeleid zouden
worden. Sinds begin december 2013 mogen jongeren weer begeleid worden door personeel van de betreffende j.j.i.
Klagers verlof van 15 mei 2013 is niet doorgegaan vanwege de daartoe strekkende aanwijzing van de Staatssecretaris.
Op 13 juni 2013 mocht klager op verlof, maar moest hij begeleid worden door twee medewerkers van DV&O. Deze medewerkers dienden wel aan bepaalde criteria te voldoen. Omdat er op dat moment geen geschikt personeel voorhanden was, kon het verlof op dat
moment niet doorgaan. Klager is wel een vervangend, korter durend, verlof aangeboden. Wanneer hij dat gehad heeft is niet meer na te gaan.
Op 27 juni 2013 zou klager zijn eerste onbegeleide verlof krijgen. Op basis van de nieuwe risicoinventarisatie bleek klager echter de status verhoogd risico te hebben en mocht hij alleen begeleid met verlof. Op die dag was er niets gepland. Waarom is
niet meer na te gaan.
Op 12 juli 2013 moest klager nog steeds met extra begeleiding met verlof. Er kon geen extra begeleiding gerealiseerd worden. Een week later, 19 juli 2013, is klager volgens planning met verlof gegaan. Het verlof van 12 juli 2013 heeft hij enige dagen
later ingehaald, zij het voor een kortere periode.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a, het verlof van 15 mei 2013 wordt overwogen dat klager blijkens de verlofmachtiging van 18 december 2012 tot en met 18 juni 2013 één dag per week op begeleid verlof mocht en in de periode van 24 juni 2013 tot en met 24
december 2013 één dag per week op onbegeleid verlof. Klager ging elke donderdag.
Klagers verlof van 15 mei 2013 is niet doorgegaan omdat de Staatssecretaris naar aanleiding van enkele onttrekkingen door jeugdigen, alle verloven had bevroren. Ondanks herhaaldelijk verzoek heeft de directeur betreffende aanwijzing niet kunnen
overleggen. Reeds hierom zal dit onderdeel van het beroep ongegrond worden verklaard.

Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van onderdeel b, het verlof van 13 juni 2013, kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c, het verlof van 27 juni 2013, wordt overwogen dat niet bekend is waarom dit verlof niet is doorgegaan. Klager geeft aan dat dit zou zijn geweest omdat het contract met het afdelingshoofd niet werd verlengd en verlof daarom
niet kon worden ingepland. De unitmanager heeft aangegeven dat er niets gepland stond op die dag, maar dat de reden daarvan niet meer valt na te gaan.

Nu ook niet gebleken is van een zwaarwegende reden waarom het verlof niet zou zijn ingepland en dus niet kan worden beoordeeld of dat voor risico van klager of de inrichting zou dienen te komen wordt, nu nadere informatie ontbreekt en gelet op het
belang van klager bij een te verlenen verlof, het risico van het niet doorgaan bij de inrichting gelegd. Het beroep zal op dit onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d, het verlof van 19 juli 2013 wordt overwogen dat klager stelt dat zijn verlof van 12 juli 2013 door personeelsproblemen niet is doorgegaan maar uiteindelijk een week later is ingepland. Dat was echter weer een regulier
verlof, zodat klager er één gemist heeft. In het verweer van de unitmanager ter zitting komt naar voren dat klager uiteindelijk enkele dagen na 19 juli 2013 nog een keer, zij het voor een kortere periode, met verlof is geweest. Nu klager niet ter
zitting is verschenen wordt deze verklaring als onweersproken aangenomen. Nu klager alsnog een compenserend verlof heeft gehad, wordt het beroep van de directeur ten aanzien van dit onderdeel gegrond verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de onderdelen a en b en c ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter dienaangaande.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel d gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter in zoverre en verklaart het beklag dienaangaande alsnog ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. drs. L.C. Mulder, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 15 april 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven