nummer: 14/0064/GA
betreft: [klager] datum: 29 april 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen,
gericht tegen een uitspraak van 10 januari 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen zijn klagers raadsman mr. R. Skála, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Esserheem, [...], gehoord. Klager was in de locatie
Norgerhaven gearriveerd, maar is voor aanvang van de zitting weer vertrokken, omdat hij het te lang vond duren.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering tot invoer van een eigen televisie.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager is vanuit de locatie Norgerhaven overgeplaatst naar de locatie Esserheem. Dat klagers televisie in de locatie
Norgerhaven wel was toegestaan, betekent niet dat de directeur deze ook in de locatie Esserheem dient toe te staan, nu het twee zelfstandige inrichtingen betreft. In de locatie Norgerhaven zijn er televisies op cel. Er is geen noodzaak tot invoer van
een eigen televisie. De beroepscommissie heeft bij uitspraak van 31 mei 2011, nr. 10/1995/GA geoordeeld dat de inrichting de mogelijkheid heeft de invoer te weigeren. De invoer zorgt voor een onevenredige belasting van de administratieve en logistieke
capaciteit binnen de locatie Esserheem. Klager heeft een bril en loenst een beetje, maar hij heeft geen medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat ten aanzien van hem aanpassingen zijn vereist. Indien de beroepscommissie toch van oordeel is dat
de televisie dient te worden toegestaan, voert de directeur aan dat het sinds 1 januari 2014 in de locatie Norgerhaven ook niet meer is toegestaan een eigen televisie in te voeren.
Namens klager is het woord gevoerd conform de ter zitting overgelegde pleitnota, waarin – zakelijk weergegeven – is vermeld dat klager heeft verzocht om invoer van de televisie (een flatscreen) vanwege oogproblemen. Een flatscreen is rustiger voor
klagers ogen. Hij krijgt hoofdpijn indien hij naar de op de cel aanwezige televisie kijkt. Op de invoerlijst van de locatie Esserheem is een televisie opgenomen zodat klager erop mocht vertrouwen dat deze mocht worden ingevoerd. Het mogen beschikken
over een televisie valt aan te merken als een grondrecht. Het beklag is ingediend in november 2013, derhalve voor invoering van het nieuwe beleid per 1 januari 2014. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming.
3. De beoordeling
De locaties Norgerhaven en Esserheem zijn, zoals de wetgever heeft beoogd (MvT, TK 1994-1995, 24263, nr. 3, onder 6 en 7), eigenstandige inrichtingen, waarbij de directeur van de inrichting ten aanzien van het in de verblijfsruimte voorhanden hebben
van
voorwerpen een bepaalde beleidsvrijheid heeft.
In de huisregels van de locatie Norgerhaven – Esserheem van november 2013 is onder 4.5.1.2. onder “Toegestane voorwerpen” opgenomen dat is toegestaan
“(alleen indien de inrichting een eigen televisietoestel in de verblijfsruimte is toegestaan) een televisietoestel waarvan de beeldbuis diagonaal maximaal 19 inch bedraagt.” Nu de locatie Esserheem over televisies op cel beschikt, heeft de directeur
ervoor gekozen om de invoer van eigen televisies in de locatie Esserheem niet toe te staan. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot invoer van een eigen televisie niet als onredelijk of onbillijk kan
worden aangemerkt nu van een noodzaak tot invoer niet is gebleken. Hierbij is van belang dat klager niet heeft onderbouwd dat ten aanzien van hem vanwege oogproblemen aanpassingen noodzakelijk zouden zijn. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie
van oordeel dat het beroep van de directeur gegrond is. Zij zal de uitspraak van de beklagcommissie dan ook vernietigen en het beklag alsnog ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 april 2014
secretaris voorzitter