Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0196/GA, 29 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/196/GA

betreft: [klager] datum: 29 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Fleddervoort te Veenhuizen,

gericht tegen een uitspraak van 3 januari 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.G. Doornbos, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Fleddervoort, [...],
gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van veertien dagen afzondering in een afzonderingscel, in afwachting van overplaatsing. De ordemaatregel is ten uitvoer gelegd in de locatie Groot Bankenbosch.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 50,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Toen klager in de locatie Fleddervoort werd geplaatst, heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klager, het
afdelingshoofd en twee personeelsleden. Dit had te maken met een incident dat twee à drie jaar geleden heeft plaatsgevonden tijdens een eerdere detentie van klager. Geprobeerd is het eerder voorgevallene te bespreken met klager, maar dit is niet
gelukt.
Gelet op het open regime is het noodzakelijk dat een goede samenwerking tussen klager en het personeel mogelijk is. Klager heeft zich tijdens het gesprek kwetsend uitgelaten tegenover een personeelslid. Aan klager is daarom, na contact met de
selectiefunctionaris, een ordemaatregel opgelegd in afwachting van overplaatsing. Klager heeft ongeveer 4 of 5 dagen in de afzonderingscel verbleven en is daarna overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad. De beklagcommissie heeft
ten onrechte overwogen dat de directeur er ook voor had kunnen kiezen klager vanuit de locatie Fleddervoort in de locatie Groot Bankenbosch te plaatsen in plaats van in de afzonderingscel, nu niet de directeur, maar de selectiefunctionaris bevoegd is
een dergelijke beslissing te nemen. Plaatsing van klager op zijn kamer in Fleddervoort was niet mogelijk in verband met de beheersbaarheid. Wat betreft het gesprek tussen klager, de personeelsleden en het afdelingshoofd, merkt de directeur op dat hij
het waarschijnlijk anders had aangepakt dan zijn collega-directeur, nu het afdelingshoofd ook bij het eerdere incident betrokken was, maar zijn collega het wel goed heeft gedaan. Hij acht het afdelingshoofd bekwaam een dergelijk gesprek te voeren.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager kan zich vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Toen klager in de locatie Fleddervoort werd geplaatst,
werd hij direct ter verantwoording geroepen. Klager wilde dit niet en heeft tijdens het gesprek wellicht een ongeïnteresseerde houding aangenomen, maar hij is niet de discussie aangegaan. Hij heeft alleen aangegeven dat hij het er niet over wilde
hebben, omdat het te lang geleden was en hij er klaar mee was. Hij betwist dat hij, zoals in het schriftelijk verslag is vermeld, heeft toegegeven dat hij de aan hem toegerekende uitspraken heeft gedaan. Klager vindt dat het afdelingshoofd niet bij het
gesprek aanwezig had moeten zijn. Het afdelingshoofd kan zijn eigen situatie niet beoordelen en zag zijn eigen positie in het gedrang komen. Klager kwam in de p.i. Lelystad in een strenger regime terecht. Het heeft derhalve grote gevolgen voor hem
gehad.

3. De beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting maakt de beroepscommissie op dat klager na een vorig verblijf in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Fleddervoort tegen twee personeelsleden van die inrichting uitspraken heeft
gedaan over een afdelingshoofd waarbij hij de integriteit van dat afdelingshoofd in twijfel trok. Toen klager opnieuw in de locatie Fleddervoort werd geplaatst is door het betreffende afdelingshoofd en de twee betreffende personeelsleden geprobeerd
hier
het gesprek met klager over aan te gaan. Omdat het personeel na dit gesprek geen vertrouwen had in een goede samenwerking met klager is aan klager, na contact met de selectiefunctionaris, op 29 augustus 2013, in afwachting van overplaatsing, een
ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel opgelegd, welke extern ten uitvoer is gelegd in de locatie Groot Bankenbosch.

De beroepscommissie is van oordeel dat, nu er bij het personeel onvoldoende vertrouwen bestond dat het verblijf van klager in de locatie Fleddervoort goed zou verlopen, in samenhang bezien met het feit dat klager verbleef in een inrichting, de z.b.b.i.
van de locatie Fleddervoort, met een open karakter en met ruime vrijheden voor gedetineerden, de directeur in redelijkheid heeft kunnen beslissen om klager, in afwachting van overplaatsing, een ordemaatregel op te leggen en deze, op grond van artikel
25, eerste lid, van de Pbw ten uitvoer te leggen in de locatie Groot Bankenbosch. Zij onderschrijft evenwel het oordeel van de beklagcommissie dat het wellicht beter was geweest indien niet het afdelingshoofd, maar de directeur het gesprek had gevoerd
met klager, maar zij ziet hierin onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de beslissing tot oplegging van de ordemaatregel onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Het beroep van de directeur zal derhalve gegrond worden verklaard, de beslissing
van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven