Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3926/GA, 29 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:29-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3926/GA

betreft: [klager] datum: 29 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.P.J. Beerens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 november 2013 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 april 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.P.J. Beerens, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Norgerhaven, en [...], juridisch
medewerker bij voormelde inrichting, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel met ingang van 17 september 2013, wegens de weigering plaats te nemen in een meerpersoonscel en
b. een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel met ingang van 1 oktober 2013, omdat klager (opnieuw) heeft geweigerd mee te werken aan plaatsing in een meerperscoonscel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Volgens klager is sprake van een contra-indicatie voor plaatsing in een meerpersoonscel. Hij is langgestraft, snel
geïrriteerd en gaat selectief met medegedetineerden om. Hij wil geen problemen met medegedetineerden en is gebaat bij rust. Toen hij nog in de p.i. Hoogeveen was gedetineerd, is hem door het BSD verteld dat hij bij overplaatsing naar de locatie
Norgerhaven op een enkelcel zou worden geplaatst. Hij heeft om die reden ingestemd met overplaatsing naar de locatie Norgerhaven. Klager vindt dat de directeur rekening had moeten houden met deze toezegging. De directeur heeft onvoldoende rekening
gehouden met alle feiten en omstandigheden. Nu op 9 oktober 2013 is bericht dat klager naar een enkelcel mocht, is het doel van de disciplinaire straf na die datum te komen ontvallen. Subsidiair wordt aangevoerd dat de duur van de opgelegde straffen
disproportioneel is.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur is niet verantwoordelijk voor hetgeen in de p.i. Hoogeveen tegen klager is gezegd. Klager behoort tot de
doelgroep langgestraften en valt onder het landelijke beleid voor de doelgroep langgestraften. Hetgeen klager aanvoerde als reden waarom hij niet op een meerpersoonscel geplaatst wilde worden, is door de gedragsdeskundige en de medische dienst
gecheckt.
Beiden waren van mening dat geen contra-indicatie bestond voor plaatsing op een meerpersoonscel. Alle relevante feiten en omstandigheden zijn meegewogen. Er is naar gestreefd om klager zo snel mogelijk op een enkelcel te plaatsen. De doorstroom is
echter traag. Het komt zelden voor dat er ruimte over is op de enkelcellen. Klager is, voor de weigering plaats te nemen op een meerpersoonscel, gestraft conform het sanctiebeleid van de inrichting.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a. van de Pbw in samenhang bezien met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel voor ten hoogste twee weken indien de
gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Vast staat dat klager heeft geweigerd medewerking te verlenen aan zijn
plaatsing op een meerpersoonscel. Door de medische dienst en de gedragsdeskundige is aan de directeur aangegeven dat ten aanzien van klager geen contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel bestond. Naar het oordeel van de beroepscommissie is
niet gebleken dat hierbij onvoldoende rekening is gehouden met alle door klager aangevoerde omstandigheden. Nu geen sprake was van een contra-indicatie voor plaatsing op een meerpersoonscel, heeft klager verwijtbaar gehandeld door een opdracht van het
personeel niet uit te voeren. Dat op 9 oktober 2013 is bericht dat klager op een enkelcel geplaatst kon worden, doet aan de verwijtbaarheid niet af. Voorts is de beroepscommissie van oordeel dat de opgelegde disciplinaire straffen niet als
disproportioneel kunnen worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande kunnen de beslissingen van de directeur als genoemd onder a. en b., bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 29 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven