Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0649/GA, 28 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:28-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/649/GA

betreft: [klager] datum: 28 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 februari 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover het betreft het niet aan klager meedelen dat hij drie maanden goed gedrag moest vertonen om voor algemeen verlof in aanmerking te komen en heeft het beklag voor het overige ongegrond
verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Zijn verlof is tweemaal om dezelfde reden afgewezen. Het verlof is waarschijnlijk afgewezen omdat hij binnenkort onder elektronisch toezicht in vrijheid
wordt gesteld. Klagers derde verlofaanvraag is inmiddels toegewezen. Hij had op de hoogte willen zijn van het feit dat hij drie maanden goed gedrag moest vertonen. Hij zat al twee en een halve maand in de p.i. Lelystad toen de verlofaanvraag werd
gedaan. Het negatieve advies van het OM mag niet worden meegenomen in de beoordeling, nu dit al gebruikt is ten aanzien van zijn eerste verlofverzoek. Klagers gedrag is ‘groen’. Hij had eerder op de hoogte gesteld willen worden van de afwijzende
beslissing.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht. In de vorige inrichting heeft klager de orde, rust en veiligheid ernstig verstoord. Het verblijf in de p.i. Lelystad is nog te kort om een goed
beeld van hem te krijgen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag.

De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Leeuwarden heeft aangegeven dat, gelet op de ernst van de strafbare feiten, de duur van de opgelegde gevangenisstraf en het feit dat er is verzocht om drie dagen verlof te genieten zonder dit te
onderbouwen, het openbaar ministerie bezwaar maakt tegen het verlenen van verloven. Er bestaat tevens risico voor maatschappelijke onrust.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek, wegens (gekwalificeerde) diefstal. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op
24 juni 2014.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Uit stukken is gebleken dat klager korte tijd voor de afwijzing van zijn verlofaanvraag in de p.i. Zwolle betrokken is geweest bij verschillende incidenten, zoals het plegen van fysiek geweld ten aanzien van een medegedetineerde en het aantreffen van
contrabande (een mobiele telefoon en wiet), waarvoor hij meerdere malen disciplinair is gestraft. Gelet hierop en op de negatieve adviezen van de directeur en de advocaat-generaal, is de beroepscommissie van oordeel dat voornoemde omstandigheden een
contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals
bedoeld in artikel 4, onder d, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Overigens is klagers derde verlofaanvraag inmiddels toegewezen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van M. van Eijk, secretaris, op 28 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven