Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0258/GA A, 9 augustus 1999, beroep
Uitspraakdatum:09-08-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: A 99/258/GA

betreft: [klager] datum: 9 augustus 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 31 maart 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 maart 1999 van de enkelvoudige beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) "Nieuw Vosseveld" te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 mei 1999, gehouden in de p.i. "Nieuw Vosseveld" te Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur van voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van een geldboete van f. 40,= wegens een positieve uitslag van een urinecontrole gelijktijdig opgelegd met een disciplinaire straf van 6 dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte daneen strafcel wegens dezelfde positieve uitslag.

De enkelvoudige beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de enkelvoudige beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
Onze afdeling was niet op de hoogte gesteld van de mogelijkheid dat naast een disciplinaire straf van opsluiting tevens een disciplinaire straf van een geldboete opgelegd kan worden. Op onze groep is vaak geen vertegenwoordiger vande Gedeco aanwezig en wij waren pas drie dagen voor de inwerkingtreding van de PBW op de hoogte van deze nieuwe wet.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de enkelvoudige beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht:
De PBW was al weken voor de inwerkingtreding ervan voor de gedetineerden ter inzage gelegd. Zo ook de huisregels. Thans ligt de PBW in de bibliotheek en liggen de huisregels op de afdeling. De inwerkingtreding van de PBW is ook inde Gedeco aan de orde geweest en hiervan is mededeling gedaan aan de gedetineerden. De mededelingen worden door penitentiair inrichtingswerkers gedaan. De gedetineerden worden individueel of per groep geïnformeerd over veranderingendoor de PBW of over nieuwe huisregels indien dat in een bepaald geval aan de orde is.
De meest voor de hand liggende wijze waarop we aan de gedetineerden de PBW kenbaar konden maken was ook door middel van het ter inzage leggen van die wet en door middel van het aan de orde stellen van die wet in de Gedeco. Als erbedenkingen zouden zijn geweest over het kenbaar maken van de PBW zouden er ook wel meer klachten met betrekking tot dit onderwerp zijn ingediend.
Eén weekloon is ongeveer f. 51,=. De boete is dus minder dan twee weken loon. De boete kan van de rekening-courant van de gedetineerde afgehaald worden of verrekend worden met het loon. Dit wordt direct uitgevoerd en als het beroepgegrond wordt verklaard, wordt het geld teruggeboekt.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat klager geacht wordt de wet te kennen. Dit klemt temeer nu de directeur onweersproken heeft gesteld dat de PBW al weken voor de inwerkingtreding ervan voor de gedetineerden ter inzage is gelegd.
Artikel 51, derde lid, van de PBW bepaalt dat de directeur voor feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de PBW (feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoordetenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming) meer dan één straf kan opleggen, met dien verstande dat de in het eerste lid onder a en c genoemde straffen (opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte en uitsluitingvan deelname aan een of meer bepaalde activiteiten) slechts kunnen worden opgelegd voorzover zij tezamen niet langer duren dan twee weken.
De beroepscommissie is van oordeel dat de onderhavige beslissing van de directeur tot het opleggen van zowel een disciplinaire straf van een geldboete van f. 40,= als een disciplinaire straf van 6 dagen opsluiting in een andereverblijfsruimte dan een strafcel wegens dezelfde positieve uitslag van een urinecontrole niet in strijd is met een wettelijk voorschrift en bij afweging van alle belangen en omstandigheden van het geval niet onredelijk of onbillijkkan worden geacht.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie merkt nog op dat bij de onderhavige beslissing van de directeur tot het opleggen van de disciplinaire straf van een geldboete van f. 40,= niet aan alle wettelijke formaliteiten genoemd in artikel 51, tweede lid,van de PBW is voldaan. Niet vermeld is namelijk binnen welke door de directeur gestelde termijn de boete moet worden betaald en door welke andere straf deze zal worden vervangen, ingeval de boete niet binnen de gestelde termijn isbetaald.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de enkelvoudige beklagrechter met overneming van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. D.J. Dee en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 9 augustus 1999.

secretaris voorzitter

Naar boven