Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/0365/GA, 1 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/365/GA

betreft: [klager] datum: 1 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zwaag te Hoorn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. W.K. Cheng, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering van het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) om klagers klaagschrift door te sturen aan de beklagcommissie.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De behandeling van de klachten door de beklagrechter heeft langer geduurd dan in de Pbw is toegestaan.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

De beoordeling
De Pbw verbindt geen gevolgen aan de overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Pbw voor het doen van een uitspraak op het beklag door de beklagrechter.

Handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen in beginsel worden gezien als handelen door of namens de directeur waartegen beklag openstaat op
grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw.

De klacht ziet in dit geval op de weigering van het b.s.d. om klagers klaagschrift door te sturen naar de beklagcommissie. De klacht valt derhalve onder het bereik van artikel 60 van de Pbw. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter
derhalve in zoverre vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

Uit artikel 12.1 van de huisregels van de locatie Zwaag volgt dat gedetineerden een klaagschrift zonder postzegel en in een gesloten envelop aan de secretaris van de beklagcommissie kunnen sturen. Klager heeft zijn klaagschrift, voorzien van een aantal
opdrachten, gericht aan het b.s.d. Het b.s.d. heeft het klaagschrift met vermelding van: “s.v.p. op de gebruikelijke wijze versturen aan CvT”, aan klager geretourneerd. Naar het oordeel van de beroepscommissie is deze handelwijze van het b.s.d. waarbij
klager wordt gewezen op het bepaalde in artikel 12.1 van de huisregels, niet onredelijk of onbillijk. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

3. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
M. van Eijk, secretaris, op 1 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven