Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/3941/GA en 13/3986/GA, 10 april 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/3941/GA en 13/3986/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel,

en

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2013 van de beklagcommissie bij voornoemde p.i.,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 maart 2014, gehouden in meergenoemde p.i., zijn gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van genoemde p.i. en [...], juridisch medewerker bij deze p.i..
Klager en zijn gemachtigde hebben schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in de eigen verblijfsruimte met televisie voor de duur van drie dagen, wegens agressief gedrag richting het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er is sprake van één feitencomplex ten aanzien waarvan een rapport is aangezegd en naar aanleiding waarvan een disciplinaire straf is opgelegd. Het
één is uit het andere voortgevloeid in een aaneengesloten periode. Gedurende het gehele incident zijn dezelfde medewerkers erbij betrokken geweest. Om die reden is ook eenmaal een rapport aangezegd. Daarbij geldt dat wanneer medewerkers meerdere
rapporten achter elkaar aanzeggen terwijl in feite sprake is van één feitencomplex, dit escalerend kan werken. Aan de disciplinaire straf is het rapport ten grondslag gelegd en deze is dan ook opgelegd voor zowel zijn moedwillig disfunctioneren bij de
arbeid als voor het agressieve gedrag van klager en het aannemen van een dreigende houding jegens het personeel.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, maar heeft nagelaten aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Volgens de richtlijnen van de
Raad dient bij een gegrondverklaring op formele gronden 1/3 deel van de standaardtegemoetkoming te worden toegekend. Klager verzoekt dan ook om toekenning van een tegemoetkoming ter hoogte van
€ 7,43.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager meermaals op zijn inzet en werkhouding tijdens de arbeid is aangesproken en dat hem meerdere keren is uitgelegd wat van hem werd verwacht. Nadat klager op 7 november 2013 wederom zijn werk niet op een correcte
wijze uitvoerde, is hem verslag aangezegd en is hij verwijderd van de arbeid. Tijdens het verwijderen van de arbeid heeft klager zich verbaal en fysiek agressief gedragen. Naar het oordeel van de beroepscommissie is aldus sprake van één feitencomplex.
Met de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat in geval van een mogelijk escalerende situatie in redelijkheid niet van de betrokken medewerkers kan worden verlangd dat voor ieder opvolgend en aansluitend vergrijp apart een verslag wordt
aangezegd. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat in de situatie waarin sprake is van één feitencomplex, uit artikel 50 van de Pbw niet de verplichting tot het aanzeggen van meerdere verslagen voortvloeit. De
beroepscommissie weegt hierbij mee dat klager door de aanzegging van het verslag wist dat de directie op de hoogte zou worden gesteld van het gedrag van klager. Klager kon zich hierdoor op een gesprek met de directie voorbereiden.

Het vorenstaande impliceert dat de beroepscommissie niet toekomt aan de door klager opgeworpen vraag of hem een tegemoetkoming had moeten worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur (13/3986/GA) gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager (13/3941/GA) ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. T. Nauta, secretaris, op 10 april 2014

secretaris voorzitter

Naar boven